Dagboek van een bloemenruiker
Als schrijver ben ik een soort god die een wereld in elkaar zet. Als ik een bestaande plaats beschrijf, wil ik dat de lezer zich naar daar kan verplaatsen. Als ik een wetenschap te berde breng, mag die niet verwerpelijk zijn. Vandaar mijn wil om goed researchwerk te leveren.
In het begin zocht ik mijn heil in de leerboeken. Wellicht zijn sommige theorieën al achterhaald, toch hebben ze me gunstig beïnvloed tijdens het schrijfproces. Veel schrijvers gaan juist in tegen de gevestigde orde om hun gelijk te verkrijgen. Meer en meer gebruikte ik het internet om opzoekingen te doen, maar de verkregen informatie was soms verraderlijk. Ik moet wetenschappers vertrouwen, ook al lijken sommigen hun breinen ter beschikking van het kwaad te stellen. Nu baseer ik me op de wetenschap van AI-chatbots. Ze lijken mijn vragen probleemloos te kunnen oplossen, maar ook al worden ze in de media voortdurend opgehemeld, ze slaan de bal dikwijls mis.
Ik nodig lezers uit samen met mij erachter te komen hoe alles in elkaar steekt. Terwijl ik vertel varen we op een papieren bootje over de Melkweg. Of mijn geschreven beweringen waar of niet waar zijn, die keuze schuif ik graag door naar de lezers.
Ik ben op 11 juli 1960 geboren, in Maaseik, als Kris Van Eygen en heb daar nog geen dag spijt van gehad. Ik groeide zonder veel verwikkelingen op in Kinrooi. De humaniora heb ik van 1972 tot 1978 aan het Heilig Kruis-college te Maaseik gevolgd. Na een studie van 4 jaar aan de Hogeschool van het Rijk te Hasselt behaalde ik in 1982 het diploma Industrieel Ingenieur Elektronica. Van 1983 tot 1984 volgde ik een opleiding Diensthoofd bij Philips Data Systems te Brussel. Paribas Bank België was mijn werkgever van 1984 tot 1998, waar ik me uitleefde als analistprogrammeur.
Van 1999 tot 2020 werkte ik voor de IT-Service Desk van Belfius. Ik praatte er Frans en Engels, ook in het Duits kon ik me er verstaanbaar maken, maar mijn moedertaal is Nederlands. Nu ik op pensioen ben, vraag ik me geregeld af waarmee ik me bezig moet houden. Maar er moet niets. Het liefste zit ik voor het computerscherm mijn creativiteit te botvieren, als het nodig is laat ik mijn groene vingers de tuin betasten, maar de meeste tijd besteed ik aan mijn dierbare huisgenote.
De aanzet om mijn belevenissen in een dagboek op te schrijven was een platonische verliefdheid in 1991. Het was louter een kwestie van plaats in mijn hoofd te maken om de dagdagelijkse dingen nog te kunnen doen, en zo kreeg ik de taal langzaam onder de knie.
De bundel Spiegelzone was mijn eerste schrijfproject, maar liefdespoëzie is nu eenmaal niet gegeerd en op aanraden van mijn broer gooide ik me op het proza. Mijn boeken vergden elk minstens een jaar noeste arbeid. Volgens de uitgeverijen waren ze te lijvig en dus heb ik geschrapt. Het resultaat zijn afgeslankte verhalen in een afgestofte taal waarin mijn Limburgse wortels niet te veel doorklinken. Ik dacht: er blijft niets meer van over, maar van elk boek is er wel een flinterdun verhaaltje overgebleven.
Een scenario schrijf ik zelden en ik weet nooit exact hoe het verhaal zal evolueren. Ik zet enkele personages in een virtueel landschap en laat me door hen leiden. Ik heb de neiging me in fantastische werelden te begeven, maar ik vertel ook over fenomenen die ik niet kan verklaren. Enkel leesplezier telt, en zo leverde mijn schrijfwoede al 22 romans, 1 handleiding voor schrijvers en 3 serieuze (dikke) dichtbundels op. Mijn leven ligt onherroepelijk vast in die 26 delen, maar van roem is geen sprake. Misschien zal het 27ste boek, in de maak, me eindelijk bekendheid geven.
Ik ben graag thuis. Daar creëer ik werelden van mezelf in relatie met anderen. Mijn gedachten gaan alle windrichtingen uit en het relaas schrijf ik op in een boek. Een boek schrijven is als het maken van een legpuzzel en ik neem graag de tijd om de puzzelstukjes te leggen. Het totale plaatje ken ik al, want dat staat op het voorplat/de doos.
Als volwassene puzzelde ik op zondagnamiddag met de kindjes van mijn broer. Dat deed ik tot 2005 toen de leukste hobby aller tijden mijn leven kwam binnengewandeld: mijn trouwe huisgenote. Volwassenen die puzzelen worden snel als saai aanzien, maar puzzelen geeft ons rust. In de puzzelhoek verdrijven we zo de dagelijkse beslommeringen. De ledigheid van ons bestaan nuanceren wij omdat er geen puzzel is zonder ons als puzzelstukjes.
Ik moest lang op mijn muze wachten, maar ondertussen woon ik er al 19 jaar mee samen (2025). We hebben geen kinderen, dus ik dood mijn tijd met boeken schrijven.In 2005 besloot FreeMusketeers/Lecturium met mij in zee te gaan. Mijn eerste kindje was De bende van de paars-groene mannen, in 2006 gevolgd door De deur van het eeuwige leven. In 2009 haalde ik een plaats binnen de 30 beste inzendingen voor de Schrijversprijs met De relikwieënverzamelaar.
Draken komen aan bod, ook oorlog, auto's, buitenaardsen, prinsen, families op vakantie, vrouwen, collega's, kinderen, seriemoordenaars. In De ten dode opgeschreven mensen beschrijf ik hoe een koppel dat al 15 jaar samenwoont richting in het leven zoekt. Een avontuur van niets, postcorona, waarin de hoofdrolspelers zich enkel laten leiden door hun taalvaardigheid. Een whodunit op mijn eygen manier is besloten in Arme zielen, hun moordlust en het haar. Voorts heb ik alle gedichten die ik van 2012 en 2024 heb gepubliceerd op mijn website gebundeld in De hu-manische verzen revisited. 2025 is het jaar waarin Ik kom van een andere planeet het licht ziet.
Als mens kan ik niets anders doen dan leven in een wereld vol haat en ongeloof, maar gelukkig is er de liefde voor mensen en dieren, of voor vrijetijdsbestedingen. Als man kan ik enkel mijn vrouw vurig liefhebben en er vredig mee samenwonen, want zij is zo uniek als het patroon van madeliefjes in het gazon.
Als kunstenaar kan ik mezelf uiten in proza en poëzie schrijven, stripfiguren tekenen en kastelen fotograferen, maar dat zijn uiteraard allemaal onbelangrijke dingen. Als levend wezen gedij ik in de natuur, laat ik sporen na en wellicht overleven de maaksels van mijn creativiteit me. Waarom dan bang zijn voor de eeuwigheid?
Als de zon straalt, de lucht azuurblauw schijnt en de wind verfrist, zullen er helemaal geen wolken meer zijn om me nat te regenen en mijn ongebreidelde brein te zegenen. Onderhuids weet ik dat mijn woorden belangrijk kunnen zijn. Mijn woorden maken me onsterfelijk, een tijdje toch.
Tijd verdrijf ik nu met schilderen, tekenen, fotograferen, puzzelen, muziek beluisteren, of met een drone vliegen. Met een motorfiets rijden doe ik niet meer. Wat een gedoe om niks, denk ik soms, want een heleboel mensen op de wereld zijn alleen maar bezig met overleven. Ik wil niet wereldberoemd of berucht, want idolen gaan dikwijls zweven. Ik zit misschien wel gevangen in een keurslijf, maar ik voel me zo vrij als in een rol van Nicolas Cage. Hij is een cameleonacteur, nu en dan theatraal, meestal down-to-earth en dikwijls grappig zonder dat hij dat zelf weet. Een beetje zoals ik.
Een drijfveer voor het schrijven, en voor al mijn hobby's, is het verkorten van de tijd, maar het is ook eten voor mijn brein. God is in al mijn boeken aanwezig omdat veel mensen er in geloven. Ik niet.
Als ik niet schrijf lees ik boeken van Belgische auteurs. Het toeval wil dat ik de boeken van Luc Deflo (1958-2018) pas ontdekte in het jaar dat hij stierf. Deflo verzon misdaadverhalen, niet om louter en alleen op zoek te gaan naar de moordenaar maar wel om min of meer uit te leggen waarom hij moordt. Het is kras om dat klaar te krijgen zonder zelf een moordenaar te zijn. Ik slaag enkel erin mijn eigen saaie belevenissen in mijn boeken te verwerken.
Voorts is er nog een opmerkelijk schrijver: Jo Claes. Zijn naam klonk me bekend in de oren toen ik in 2014 zijn boek De Mythe van Methusalem kocht. Ineens herinnerde ik me zijn hagiografieën (beschrijvingen van heiligenlevens) die als naslagwerken dienden bij het schrijven van mijn boek De Relikwieënverzamelaar: De vereffenaar/De Anticipaat (2005). Toen schoot me de periode te binnen waarin mijn broer Hubert Van Eygen met Jo Claes samenwerkte voor het tijdschrift Initiatief (1986).
In 2018 gaf Houtekiet verrassend zijn voor mij onbekende roman Het Kaïnsteken (1994) uit. Het boek was leuk om te lezen vanwege de overlappende belevenissen van de verschillende personages, een techniek die ik ook heb toegepast in Waarom wij niet meer seriemoorden (2005). In 2019 verscheen Spiegelgevechten, een opmerkelijk boek dat voor mijn part een prijs verdient. Jo Claes schrijft: Schrijvers zuigen een verhaal van A tot Z uit hun duim en vertellen het zo dat het lijkt alsof het echt is gebeurd.
Toni Coppers heeft eveneens een bevallige schrijfstijl. Zijn boeken zijn als films die mogen blijven duren. VTM zond in 2016 een 13-delige serie uit rond Liese Meerhout, de hoofdfiguur van Coppers' boeken. Toen de erfgenamen van René Magritte Coppers vroegen om Magritte te eren in een roman resulteerde dat in juni 2017 in De zaak Magritte. Een nieuwe reeks met als hoofdpersonage Alex Berger was geboren.
Over de Amerikaanse schrijver Dean R. Koontz kan ik kort zijn: vertaald maar gepraald. Vermoedelijk heb ik onbewust zijn schrijfstijl gekopieerd. Groteske, angstwekkende en spannende verhalen zoals hij ze schrijft, dat zal me niet lukken. Ik hou meer van zeemzoete vertelsels besmukt met eigengereide woordspelingen. Hij krijgt hier van mij het voorlaatste woord:
Like all of us in this storm between birth and death, I can wreak no great changes on the world, only small changes for the better, I hope, in the lives of those I love.
De ene bezoeker zal meer geïnteresseerd zijn in mijn ingenieuze fotoprojecten, of mijn roemrijk motorverleden. De andere zal mijn diepste gedachten en mijn rijmelende gedichten lezen en zo opvangen hoe ik denk en wat ik van het leven verwacht. Bezoekers die daadwerkelijk op de titels van mijn boeken klikken, zijn echter op twee handen te tellen. Het lijkt erop dat ik slechts voor mezelf schrijf. Maar ik houd vol, tot ik de pen neerleg.
Per testament zal ik naar gene zijde reizen met in mijn binnenzak een groene memorystick. Behalve geluidsbestanden zal ik in het hiernamaals toegang hebben tot mijn dagboeken, ook de boeken die ik eigenhandig heb geschreven, en een deel van de boeken die ik heb gelezen.
Verder zal ik kunnen genieten van een diashow samengesteld uit de 50.000 foto’s die ik heb gekiekt en verzameld. Ik zal me lekker in mijn dood vel voelen middenin een decor van kleurrijke puzzels die ik samen met mijn trouwe huisgenote heb gelegd, en niet te vergeten met zicht op mijn eigenzinnige schilderijen en simpele tekeningen.
Misschien zal ik zo de vergetelheid ingaan, maar de eeuwige roem lokt altijd boven het deksel van de vergeetput.
Uw Piramidale Pennenlikker
© EYGEN-BOEKEN.be
Online sinds 25/05/2012
Alle rechten voorbehouden
Versie 13.07
Page update 07/07/2025