Kris' gedichten van juni
God-is-dood
maar in glas-in-lood
leeft hij verder
als onze herder.
Ik ben jouw klootzak,
naast me in de auto
doorsta je veel, je bent het zat.
Waterval van woorden,
maar aan jouw zijde
verlies ik niet het noorden.
Jij bent mijn zintuig,
naast me in bed,
kus ik je overal, nogal ruig.
De gordijnen open laten
om de dageraad te vangen,
af en toe omkijken
om niet op te vallen.
Kraaien krassen buiten de piste,
voor de dood moet je er opletten,
geen foto’s voor het nageslacht
want dat zullen wij nooit hebben.
Wij hebben er genoeg van:
reflecties in onze brillen,
panorama’s van blauwe lucht
en kwesties om zwaar aan te tillen.
Hoe ik het draai of keer,
mijn woorden zeggen nooit
wat anderen denken.
Heb het altijd gedacht,
de zin van het leven
staat nergens beschreven.
Je vraagt je af: wat is dit dan?
Wel ja, dit is een zegedicht
van de taalminnende boekman.
En wat wil ik ermee zeggen?
Dat je met cijfers en letters
nog allerlei kanten uit kan.
Al maanden zitten we in ons kot,
maken rondjes als bezeten gekken
en willen ontsnappen uit ons gevangenishok
om te vertrekken naar godvergeten plekken.
Wandelend over toppen en door dalen
denken wij hard na over levensdoelen.
Maar in plaats van erover te balen
denken we eraan elkaar overmatig te bevoelen.
Weet je waarom ik geregeld mijn haar kortknip?
Zo weet ik niet hoelang ik al in de wachtzaal zit.
Dood zijn lijkt me ineens niet meer hol maar vol zin.
Waarom trek ik me dan weer terug de circusring in?
Pas op, want als ik uit de doos van Pandora ontsnap
trek je beter aan de noodrem, en dat is geen grap.
Als zelfs een machine mensen naar waarde schat,
zet me af en aan, reboot me, en ik val op mijn gat.
Wakker worden is als opstaan uit de dood,
Ik ben nu klaar voor de laatste reddingsboot
Nat ben ik, mijn droom is uitgelekt.
Mijn schepper roept, en hopelijk is hij goedgebekt.
Wat is het leven?
Heeft het aarde in de voeten?
Doet het me als een riet beven?
Nee, het is van moeten.
Zal ik studeren?
Of sta ik op den dop?
Zal ik louter eten verteren?
Nee, ik moet er de pot van op.
Wat verdien ik?
Een preek, drupsgewijs?
of geef ik stuk op lik?
Nee, ik geef mijn data prijs.
Wie kan ik zijn?
Gesplitst in bytes en bits?
Doet dat pijn?
Nee, 't is voorbij in een flits.
Ik snoep van haar schoonheid, muziek in de oren,
haar glimlach buigt onder verdrinkende ogen.
Ik omhels haar broze wereld met lege armen,
haar wezen is voldoende om te blijven ademen.
Ik wens jou, enthousiaste lezer, bij elk nieuw blad
een tranerige lach.
Ik beloof jou, beste gegevensdrager, dat je bij elke stap
een byte verplaatsen mag.
Ik vraag jou, fervent taalliefhebber, maak met woorden komaf,
want de zin geeft de doorslag.
Ma doet de regendans door salto's te draaien
en zal daarna zonder pa pirouetterend het gras afmaaien.
Ze maakt van een kleine hap gegarandeerd een feestmaal
en verbindt voor haar gasten aarde en hemel met een zonnestraal.
Het leven is een heel gedoe, van de regen in de drop
zit je zo weer in de zon en dank je de god in je kop.
Ik wil mensen linken,
desnoods om zichzelf te vinden.
Ik wil dat mensen uitzwermen,
al is het om elkaar te beschermen.
De buurman leert mij naïef te blijven
door de boom voor zijn deur te wijden.
Met 10 dacht je niet na en riskeerde je je vel.
Met 20 zat je op de top van een luchtbel.
Met 30 deed je je werk om het even.
Met 40 waande je je halverwegen.
Met 50 was je liever tuinier
en wandelde je met je hond Komhier.
Je dacht onthutst met 60:
was ik nog maar in de 20.
Met 70 verkende je andere landen,
want de 80 lag in het verschiet.
Je waande je even op hete stranden,
maar de 90 haalde je niet.
Tussen je geboorte en dood
lag een stevige brug,
een van welzijn en nood.
Zo is het leven achter de rug.
© EYGEN-BOEKEN.be
Online sinds 25/05/2012
Alle rechten voorbehouden
Versie 12.08
Page update 16/07/2024