Kris' gedachten van maart
Vergeef me als deze tekst weer eens depressief klinkt terwijl ik beter in een hoekje ga zitten gieren om de zinloosheid van mijn bestaan. Ik weet niet hoe het komt, het zal de leeftijd zijn, of beter: de kwaaltjes die bij het ouderdom horen. Ik ga ze niet allemaal opnoemen want dan zitten we hier nog een uurtje. Zolang duren ook de telefoongesprekken met mijn moeder, terwijl we aan beide kanten van de lijn voortdurend onze negatieve gedachten uiten. Hoewel mijn moeder veel ouder is dan ik, wil ze me moed inspreken en opbeuren, tegen wil en dank. Bedankt ma.
Naast het eigen leed is er het leed in de wereld, en dat kan ook tellen. Elke keer ik besluit naar het tv-journaal te kijken heb ik daar algauw spijt van. En om te vermijden weer in een diepe put te verzeilen, zap ik naar Vier en laat ik de belevenissen van Friends op me inwerken. Ik lig in een deuk als ik de scène met Joey Tribbiani terugzie waarin Fiebe hem Frans probeert te leren: Bleu de blue de la bleu blaa blee. In een mum vergeet ik dan hoe beestachtig sommige mensen met anderen omgaan. De comedyserie is de beste remedie om mijn zwartgallig bestaan op te vrolijken, en dat al meer dan 20 jaar. Bedankt, vrienden.
Mijn Belgische leven wordt niet alleen door de aftakeling van mijn lijf harder en harder. De Staat vindt almaar regels uit om mij als burger in het gelid te houden, bij het bouwen van huizen, bij het boeren en in het verkeer. Ik heb daar moeite mee omdat ik zogezegd betere tijden heb gekend. Jongeren nemen veel meer voor waar aan en gaan daarmee verder. Dat legt hen geen windeieren want zij komen veel meer te weten op jongere leeftijd en ze hebben meer keuze in jobs dan in mijn tijd, bovendien vergemakkelijken sociale medianetwerken drastisch het zoeken naar werk. Ik deed het op een ambachtelijke manier, en dat voelde minder duur maar wel puur aan. Bedankt voor die goede oude tijd.
We zijn naar een wereld geëvolueerd waarin veel nep is. Ik ben verdorie met mijn klikken en klakken in de hyperrealiteit beland. Ik krijg via dolgedraaide media een hoop fakenews in mijn gezicht gesmeten, en deepfakes maken het me onmogelijk echt van onecht te onderscheiden. Onverbiddelijke hackers doen zich als eerlijke mensen voor en beroven anderen omzichtiger dan ooit. Hacken is tot een kunst verheven, al is het een goed idee om computerkrakerhuisjes te blijven afbreken. Bedankt ethische hackers.
En wie huist er in die namaakwereld? Jawel, namaakmensen. Wat me het meeste ergert zijn de transformaties die mensen gewillig doorlopen om zich beter in hun vel te voelen. Ze willen eruitzien hoe ze zich voelen, man of vrouw en alles daartussen. Het schoonheidsideaal is ten top gedreven, de modewereld geeft het voorbeeld, de gewone mens volgt blindelings. Een ware optutterij. Kleding maken de man en de vrouw, chirurgische ingrepen gaan ze daarbij niet uit de weg. Het maakt hen mooier, denken ze. Maar ze weten niet welk een lelijkheid ze uitstralen. Valse wenkbrauwen en dikkere lippen maken van de meeste mensen popachtige wezens met duckfaces die bedacht zijn door een AI-chatbot. Bedankt informatici, nerds en geeks die de technologie voor informatie met de paplepel ingegoten hebben gekregen en nu denken: tijd om computergestuurde monsters uit te braken.
Ik ben ook een programmeur geweest en weet heel goed dat computers doen waarvoor ze geprogrammeerd zijn, en dat ze regelmatig de beslissingsweg kwijtraken met een verkeerde GOTO. Vorig jaar hebben de taalrobots eindelijk de wereld veroverd. Gemini van Google is zo’n slimme chatter. Ik betrap hem af en toe op fouten en maak hem daarop attent. Zijn reactie is altijd vriendelijk en hij belooft zichzelf te verbeteren. Ik geef toe dat ik graag met hem praat. Alleen jammer dat Google na een aantal missers in de afbeeldingsgeneratie van mensen de bewuste functie offline heeft gezet, omdat een zwarte in een soldatenplunje van de Duitsers anno 1940 helemaal niet kan. Maar er kan zoveel niet en toch gebeurt het. Een Chinese viking toont enkel hoe creatief computers kunnen zijn, niet voor niets hebben ze dat van mensen geleerd. Bedankt niet-preciezerds, zij die het grotere beeld zien omdat ze minder met de puzzelstukjes bezig zijn.
Terwijl iedereen wil dat alles kan, en mag, kan en mag er minder. Dat begint bij wat we allemaal te zeggen hebben over het einde van de wereld. Als Putin of Trump het hier voor het zeggen krijgen zullen we binnenkort helemaal niets meer mogen zeggen. Daar, ik heb gezegd. Bedankt voor de aandacht.
Hoe we de crisis kunnen oplossen? Dat gaat niet meer. We zijn al voorbij het punt waar we beter verdergaan tot aan het eindpunt want dat is dichterbij dan terugkeren naar het begin. Dat einde zie ik al voor mijn geestesoog. Een kapotte aarde, een sterk gereduceerde bevolking die zich probeert te redden op plaatsen die nog niet vervuild zijn, en de rijken vertrekken met hun raketten naar de maan of naar Mars. Om daar opnieuw te beginnen. En te eindigen. Ik had veertig jaar geleden een utopische wereld voor ogen, maar het is een distopische geworden.
Tussendoor even het volgende over onze aarde. Uit een documentaire heb ik geleerd dat onze planeet oorspronkelijk rotsig was, ja, zonder aarde. Het kiemende leven heeft een manier gevonden om zichzelf te voorzien van een voedingsbodem. Dode planten stapelden zich op en het weer verdorde het spul, of kleine beestjes verteerden het. Uiteindelijk raakte de rotsbol volledig bedekt met aarde. Mijn zelfgebakken wetenschap die de lezer kan overnemen, of verwerpen, is dat we onze dwaalster pas vanaf dan als de aarde mogen zien.
Je zult zeggen dat ik het veel te simpel zie. Je zult zeggen dat er een heleboel mensen zich blijven inzetten om de klimaatopwarming en de algehele vervuiling tegen te gaan. Je zult misschien ook denken dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen. Maar ik weet wel beter. Ik weet hoe mensen zijn omdat ik een mens ben. Geen bijster slimme mens, maar ook geen dommerik hoewel velen me zo al genoemd hebben. En toch is er zo’n verscheidenheid in mensen dat ik moet geloven in een uitweg. Een die niet iedereen zal aantrekken, maar wel de meesten. Dat beloof ik.
Ik laat me kennen zoals ik ben, hou geen schijn hoog. Wat ook kan helpen? De tien geboden naleven. En wat ik zeker niet doe is mijn ongezouten mening op sociale mediaplatformen kenbaar maken, gezouten zoals ik hier doe mag natuurlijk wel. Ik toon ook respect voor onbekenden door tolerant te zijn. En ik steek anderen de ogen niet uit met mijn rijkdom. Hopelijk klinkt dit allemaal niet te belerend, want dat mag ik niet worden als ik een goed persoon wil zijn.
Dit alles is mijn mening. Ik ben een bijna-gepensioneerde, een middelmatig vermogende man in een rijk land, samenwonend met zijn lieve huisgenote, en Miault de kater. Met een andere gezins- en vermogenstoestand zou ik perfect dezelfde regels kunnen hanteren, denk ik, maar dan ziet het er misschien weer helemaal anders uit. De groten der aarde hebben macht en dat geeft hen meer gelijk. Daarom werken we beter met man en macht aan de wereld. De aarde gaat er gewis uitzien zoals wij de planeet boetseren.
Ik kan hier zoveel over de wereld zeveren als ik wil, ik blijf me voelen als Joey Tribbiani die Frans spreekt. Fiebe zegt dat ze hem met de kop tegen de muur wil slaan. In mijn geval heeft de wereld me al platgeslagen en lig ik uitgeteld op de grond. Maar ik sta toch sterk in mijn schoenen, want als ik mezelf geloof kunnen anderen me niets wijsmaken. Zoals Joey Tribbiani zegt: Trut de la frut.
SnapChat, WhatsApp, Facebook, ik heb ze uitgeprobeerd. Facebook is overgebleven, om gemakkelijk foto’s tussen mijn vrienden uit te wisselen. Maar als ik zie waar ik me nog kan profileren als een mens die contact of bevestiging voor zijn eigen drukke of saaie leven zoekt, dan kan ik nog een lijstje sociale media afgaan: Instagram, YouTube, TikTok, LinkedIn, Pinterest, Twitter en Tumbler. Een nichtje dat stage ging doen in Madrid vroeg me om haar via Instagram te volgen, en dat leek me wel een goede opvolger van WhatsApp en SnapChat. Ik volg haar nu. Prompt zijn er mensen die mij volgen. En Instagram stelt mij voor mijn facebookvrienden te volgen, maar ik ben niet zo’n grote volger, dus ook niet van regeltjes.
Ik ben blij dat ik zelf mag bepalen wie ik volg op Instagram. Nu nog ervoor zorgen dat anderen mij blijven volgen. Ik had al een project in mijn hoofd van hoe ik het zou aanpakken. Ik had 364 kunstige foto’s klaarliggen, genoeg om elke dag van het jaar eentje de wereld in te sturen. Maar toen zag ik wat anderen posten: indrukwekkende foto’s waarvan ik denk dat ze gemaakt zijn door Canva’s op AI gebaseerde tekst-naar-foto-app, ongelooflijke filmpjes van mensen in hachelijke en zelfs akelige toestanden, of mensen, al dan niet in nietsverhullende kledij, die mij proberen te influencen. Het werd me plotseling duidelijk dat mijn artistieke foto’s helemaal geen indruk zouden maken. Alleen voor mezelf zijn ze onschatbaar. Pas als ik genoeg volgers heb, kan ik meer verdienen dan mijn kunstwerken waard zijn. Ik ga dus nog even afwachten of mijn instagramproject vruchten zal afwerpen.
Grote kunst was enkel rendabel voor de happy few. Nu niet meer. Meer en meer mensen zijn creatief bezig omdat ze meer en meer vrije tijd hebben. Ze laten hun stem horen door bijvoorbeeld muziek te maken, of ze beeldhouwen of maken een film om hun beelden te laten zien, of ze zorgen dat ze lekker ruiken om anderen aan te trekken en te bekoren via allerlei exotische kanalen. In restaurants laten ze hun lekkernijen proeven en in hun pretparkachtige fitnessclubs laten ze voelen hoe lichamen herademen door in conditie te blijven. Ze zullen proberen geld te verdienen van hun creaties. Grof geld dus.
Meer en meer mensen weten meer en meer over minder en minder tot ze allemaal alles weten over niets. Ze schrijven ook een beetje over bijna alles tot er over alles voor altijd wordt gezwegen. Ik stel dus voor dat we ondertussen allemaal een beetje lezen zodat we samen het grote verhaal kunnen begrijpen.
Want, en ik zeg het voor de laatste keer, een mensenleven stelt niet veel voor zonder geliefden. Alleen voor mijn familie kan ik een verschil maken. Ik troost me nog steeds met de gedachte dat mijn moeder het meeste van me houdt. Voor ik mijn vriendin leerde kennen bestond mijn leven uit werken en hobbyen, maar zolang ik mijn trouwe huisgenote een levensdoel kan geven red ik tenminste één leven. Een dokter kan zeggen dat hij veel mensenlevens redt, een brandweerman ook, en een chirurg, een redder aan zee of in de bergen. Zelfs vaccins redden levens, en als die door een computer gemaakt zijn, dan zijn dus ook de systemen met artificiële intelligentie in staat mensen te behoeden voor de dood.
Mijn leven is een kwestie van zelf invullen wat ik ermee wil. Als ik geen zin erin zie, hoef ik die niet te zoeken. Maar ik bedenk wel dat ik niet alleen leef, dat anderen op me rekenen, want ook zij zijn zoekend, en als zij nog maar een reden hebben om te overleven is dat al genoeg om zich zinnig te voelen. Ik neem het leven niet al te serieus. En dus, ook al gaat het me niet, ik doe vrolijk mijn ding en hoop mijn optimisme op anderen uit te stralen. Maar natuurlijk niet alle dagen van het jaar. O ja, een klap is geen kus.
De naam van de Russische leider bracht me onwillekeurig bij Putain putain uit 1983 van de rockgroep met de ronkende naam TC-Matic. Ik dacht namelijk dat putain als putin wordt geschreven, en dan staan beide woorden heel goed samen op een demonstratiebord. De rockers nemen het op voor alle Europeanen, of ze nu arm of rijk zijn. Volgens hen lijkt het erop dat ze elkaar de kak uit de kont slaan. Mensen die veel praten en niks zeggen, dat zijn hun vrienden niet, en voor de rest van het liedje raaskallen ze nog wat over homo’s en zizi’s.
Arno Hintjens schreef mee aan de teksten van TC-Matic. In 1986 zong hij: Elle adore le noir pour sortir le soir. Op een of andere manier raakte me die zin toen, ze inspireerde me tot het maken van enkele kunstwerken die jammer genoeg verloren zijn gegaan. Nog een klare zin van hem: Elle expose ses seins pour du pain, die duidelijk maakt dat Arno het over een hoer heeft. Putain dus. En nu is er die putain van Moskou.
Ik zag de bui al hangen in februari. Jarenlang hield hij zich gedeisd, toch voor een groot deel van de aardbewoners, maar nu weten we beter, hij kropte alles op, en dan, heel onverwacht, komt zijn ware aard naar boven, de wolf in schapenvacht rijt een vroeger sovjetland in stukken zonder zich zorgen te maken over het onheil dat hij niet alleen in Oekraïne sticht maar over de hele mensheid uitroept. Wat een verduivelde kerel is me dat, duivels ook. De duivel in vermomming?
Ik kan het nog steeds niet geloven dat hij het gedaan heeft. Toen heel Oekraïne omsingeld leek te zijn door Russische troepen die zogezegd met een oefening bezig waren, toen dacht ik nog dat hij pochte. Het kon niet wat hij deed, een mens van deze tijd zou dat nooit doen. Maar hij kon het niet laten, zijn frustratie was te groot. En de Russen deden het dus weer. Want ze hebben het al eerder gedaan, met Afghanistan. En dat werkte averechts. Nu is het te hopen dat de Oekraïners zo fanatiek terugvechten als de Afghanen.
Maar waarom die invasie? Omdat ze hem meermaals vernederd zouden hebben. Wie ze zijn? Geen idee. Ik weet het fijne er niet van en ik heb ook weinig zin om in de kranten te speuren naar de reden waarom hij nu ineens zijn dictatoriale macht wil bewijzen. Een van de rijkste mannen van de wereld heeft niet alleen gezag en geld maar ook alle aandacht naar zich toe getrokken om wraak te nemen. Die verhult hij door te proclameren dat hij enkel het oude Russische imperium zijn glans wil teruggeven. Maar er is al te veel bloed vergoten, onnodig. Als zijn enige bekommernis is om de geschiedenisboeken te halen, dan is hij in zijn opzet geslaagd.
Genoeg over hem. Hij staat nu in het lijstje van de mensen die ik weiger bij naam te noemen. Genoeg ook over oorlog. Door de eeuwen heen hebben mensen gevochten voor allerlei redenen. En nu moet er nog altijd uitgemaakt worden van wie de grond is, of wie gelijk heeft en dus wie het voor het zeggen heeft. Je zou bijna denken dat het oorlog voeren in de mensen zit vastgebakken, verweven in het genoom.
Het DNA van de mens is grotendeels ontcijferd. Genetische ingenieurs kunnen allerlei ziektes op een werkelijk ingenieuze manier opsporen en zelfs uitschakelen. Maar het blijkt heel moeilijk te zijn om het oorlogsgen te lokaliseren tussen de 20 tot 25 duizend genen en 3 miljard basenparen. Maar geef ze nog een decennium of twee en ze zullen het gen isoleren om het voor altijd af te zetten. Natuurlijk maak ik een grapje, maar ik wil die mogelijkheid wel openhouden. Je weet maar nooit ;o)
Ondertussen hoop ik dat iedereen begrijpt wat Sting al in 1985 zong en wat nog steeds heel erg geldt: Hoe kan ik mijn kleine jongen redden van Oppenheimers dodelijke speeltje? Er is geen monopolie op gezond verstand aan weerszijden van het politieke hek. We delen dezelfde biologie, ongeacht ideologie, maar wat ons kan redden is dat de Russen ook van hun kinderen houden.
Iemand moet het eens dringend aan zijn dochters vragen.
Ik hou niet van reclamestunts, ook niet van advertenties, dus dit is geen van beide. Dit is meer een smeekbede, te vergelijken met een vroom gebed tot de god die ons, zijn arme schaapjes, beschouwt als goede doelen. Want anders verdrink ik in de zomp die de hele aarde is geworden. In maart vorig jaar heb ik een fles porto van 2 liter gekocht, om regelmatig mijn droge keel te smeren, en om de vuiligheid die voortdurend erin vastzit door te kunnen slikken. Nadat ik het pad van een ander mens, besmet of niet, passeer, spuw ik gegarandeerd de fluim der verdoemden in een boogje op de grond. Het is een gewoonte geworden. Een tic, zoals je wilt. Want het onheil is nog steeds onder ons. Ik reken me bij de mensen die het hardnekkig uit de weg gaan, mensen die niet willen stikken in een soep van tuitende zuignapkopjes.
Sommigen hebben het onder de leden en anderen zoeken het op, zoals de studenten. Ik begrijp dat zij het moeilijk hebben met de maatregelen van de overheid. Ik ben er ook een geweest. Ik was toen geen drinker en nu ook niet, maar ik kan me voorstellen dat het vreemd is als je in deze tijd student bent zonder de bloemetjes buiten te mogen zetten. Maar ze mogen er zeker van zijn, er komt een einde aan het torment. Tijd vliegt, en jawel, die stort op een goede dag neer, maar nu nog niet. Ondertussen moeten we proberen overeen te komen, met onze gezinsleden, met de hele familie ook, en met de ordediensten. Eet en drink thuis. Een paar weken geleden heb ik een nieuwe fles porto gekocht. Ik weet niet of ik er weer een jaar mee zoet zal zijn. Ik hoop in elk geval dat er nog een restje over zal blijven om het einde van de crisis te vieren.
Krop het niet op, praat met elkaar. Maak desnoods een kindje. Ten minste als je geld genoeg hebt om er een te onderhouden. Wat dat verwekken betreft: sommigen beweren dat er zonder mannen geen kinderen zouden zijn. Pech, zonder de vrouwen zou het ook niet kunnen, dat is zeker. Ik ben een man, maar ik heb geen kinderen met de vrouw waarmee ik samenwoon. Dat is mijn pech. Toen ik jong was had ik het moeten doen, ik heb te veel nagedacht. Maar ik troost me: mét kinderen had ik nooit 20 boeken kunnen schrijven. Sommigen zullen zeggen: en dan? Ze hebben gelijk: bijna niemand leest mijn boeken. Maar daar gaat het niet om. Het gaat om het schrijven. De taal onderscheidt mij als mens van de dieren.
Taal is een soort wiskunde. En zij die wiskunde hebben gestudeerd zullen zich Pythagoras herinneren. Hij is 2560 jaar later nog steeds gekend voor zijn stelling in verband met de lengten van de zijden van een rechthoekige driehoek. Anderen zullen hem beter kennen als de astronoom die merkte dat de sterrenhemel achterwaarts door de dierenriem beweegt. En dat hielp hem godverdikkeme om de hoek van de aardas te bepalen. Door mensen zoals Pythagoras heb ik het als mens ver gebracht. Een goed mens, durf ik zelfs te schrijven. Ik merk echter dat soortgenoten het verder willen schoppen, op hun eigen tegendraadse manier. Zij volgen heel andere wegen en staan er niet bij stil dat zij met hun verwezenlijkingen, van de mens het grootste beest van het dierenrijk hebben gemaakt.
Ik ga me nu niet vergelijken met een leeuw die een antiloop of zebra verscheurt. Ik voel me meer een kieken. Ik herinner me een tekenfilmfiguurtje uit mijn kinderjaren: een zwart kuiken dat een gebarsten half eierdopje als hoedje droeg. De zestigjarigen zullen in koor Calimero zingen. Of je het nu kent of niet, je hoeft alleen maar te weten dat het een vies kuiken was in een familie van knalgele, zuivere kuikens. Het kon praten, natuurlijk, en zijn bekende uitspraak was: Zij zijn groot en ik is klein, en da's niet eerlijk, o nee. Calimero had gelijk: de groten onderdrukken nog steeds de kleintjes. De grootgrondbezitters, de geldsjacheraars, de poenscheppers, ze nemen niet alleen de wereld over, ze doen ook pogingen om haar maan en haar buurplaneet Mars in te palmen.
Ieder zijn bezigheid. Proef van het leven op aarde en maak je klaar om weg te deemsteren in de eeuwigheid. Want ik wil met nadruk erop wijzen dat er aan de ruimte zoals wij die kennen gegarandeerd een einde komt. De aarde is gedoemd te vergaan, en wij gaan mee ten onder. Alle wetenschappers van de wereld mogen nog zoveel proberen het Piep Kleine met het Reuze Grote te verenigen, maar het zal voor niets zijn. Alle menselijke verwezenlijkingen zullen letterlijk in het volstrekte niet vallen. Er zal geen melkweg van sterren meer te zien zijn, wat nu al moeilijk is met de lichtpollutie, en op zonsonder- en opgangen zullen we nodeloos wachten. De mens zal de warmtedood sterven. Ondertussen hoop ik dat Jan en alleman, groot en klein, rijk en arm, zijn hart kan ophalen aan droombeelden die toekomst en verleden met het heden verbinden. Maak er een fijne dag van, en als je wat tijd over hebt, lees.
Ik ben in 1960 geboren. Douglas Engelbart kreeg in 1970 het patent op de computermuis. In 1980 startte de BRT met het uitzenden van Teletext. Nelson Mandela werd in 1990 vrijgelaten. In hetzelfde jaar viel de Berlijnse Muur. Homo sapiens moest nog tot 1995 wachten eer hij op het internet kon surfen. 30 jaar geleden kon hij nog niet evolueren naar de betweter van nu omdat zijn communicatiemiddelen niet gesofisticeerd genoeg waren om een globaal bewustzijn te kunnen creëren; ik kan het ook een collectief geheugen noemen.
De millenniumbug legde de wereld in 2000 niet plat en in 2010 bracht Apple de eerste iPad uit. De mens van 2020, homo globalis, heeft zeer zeker een beter beeld van de wereld, maar dat is helaas niet perfect, nog niet. Hij raakt nog te veel overstuur door tegenstrijdige berichten en hij weet soms niet van welk hout pijlen te maken. Het enige wat hij kan is anderen volgen.
De term homo globalis is ’s morgens in bed, net wakker, mijn brein binnengevallen. Jammer genoeg ben ik niet de eerste die de geëntertainde mens in een netwerk van geïnformeerde mensen ziet. Dat communicatiesysteem komt soms goed van pas, bijvoorbeeld in de bestrijding van allerlei dodelijke virussen; de onzichtbare aliens van deze aarde. Overal gaan de alarmbelletjes van smartphones af. De voortgang van zo’n ziektes stuiten zou een heel ander paar mouwen zijn geweest veertig jaar geleden. Homo globalis kan nu vlot en adequaat de meest delicate problemen oplossen, maar aan de andere kant schrik ik ervan hoe antisemitische boodschappen aan joden tijdens het Carnaval van Aalst als een lopend vuurtje de ronde doen.
Wetenschappers plaveien de grote paden en slimme politiekers kiezen de goede richting, maar de wereld is blijkbaar aan de dommeriken. Die zijn te kortzichtig om het volledige plaatje te kunnen zien, maar toevallig zijn zij in de meerderheid en dat betekent dat homo americanus op een vastgoedondernemer stemt, net zoals ze al eens een tweederangsacteur als president hebben gekozen. In eigen land blijkt de samenstelling van een regering ook niet van een leien dakje te lopen vanwege het rebelse gedrag van het gepeupel.
Als volkeren elkaar viseren werkt dat volgens kenners het terrorisme in de hand. Wat moet ik doen om dat tegen te gaan? Het antwoord zit wellicht vervat in een stripverhaal door BeKa, Marko en Cosson: De dag waarop ze haar vlucht nam. Marko tekent, Cosson kleurt in en het schrijversduo BeKa haalt een levenstheorie boven die heel interessant klinkt omdat ze zo simpel is. Laat me het met mijn eigen woorden samenvatten.
Mijn brein is altijd bezig met dingen af te wegen en perspectieven uit te denken. Ik denk dat ik kan denken wat ik wil, maar mijn omgeving blijft me zonder ophouden besturen. Ik probeer out of the box te denken, maar in feite zit ik in een zwarte doos, een gevangenis. Ik aap mijn ouders na, want die hebben me op een bepaalde manier opgevoed. Ik volg wat me geleerd is en kan daar moeilijk van afwijken. Op een of andere manier zitten mijn denkprocessen vastgebakken in mijn brein, want dan is het veel gemakkelijker om goed van kwaad te kunnen onderscheiden.
Ik ben weinig met mijn godsdienst bezig, ook al fascineert het me om te zien hoe diepgeworteld religies voor sommigen kunnen zijn. Ook de politieke wereld interesseert me maar matig, hoewel ik zou moeten weten op wie ik het beste stem. Gelukkig helpt mijn intuïtie me daarbij. Een stemmetje spreekt me de vooruitzichten in op basis van de wetenschap die ik al lezend of al luisterend heb vergaard. Dat onzichtbare wezen raapt opinies van anderen samen en berekent een route die ik kan begaan, een levensweg. Die kan ik volgen als ik geen problemen heb met mezelf, maar als ik door mijn belevenissen naar een negatief zelfbeeld ben geëvolueerd, zal ik enkel de paden zien die bij mijn geestestoestand horen. En dan loop ik het noodlot onherroepelijk tegemoet. Het is dus zaak van de goedgemutsten te volgen.
De onwetende mens van vorige eeuw was een blije mens, ook omdat hij dichter bij de natuur leefde. Als ik het dagelijkse journaal bekijk, en dat doe ik niet dikwijls, dan voel ik me ineens depressief, dan is de aarde geen thuis meer. Dan heb ik de neiging om me te verstoppen en me enkel nog bezig te houden met mijn hobby’s, want die zijn alleen belangrijk voor mij, niet voor mijn medemensen. Ik kan me nog nauwelijks als mens gedragen in een wereld vol onmenselijkheden. Ik leef beter verder in mijn eigen wereldje, dan hoef ik me niet meer iets van de globale problemen aan te trekken. Mijn vriendin mag nog binnen, maar hoe eenzaam zal dat leven met z’n tweetjes wel zijn?
Het lijkt me een goed idee om voortaan op te treden als Mister Spock in Star Trek, een tv-serie uit de jaren zestig, half mens half Vulcan, de perfecte politieman van de toekomst. Weinig mensen zullen mijn Vulcaanse groet herkennen, ook al is de telepathische boodschap vrij gemakkelijk te ontcijferen: Vrede op aarde aan alle mensen die van goede wil zijn. Voor sommigen is die groet ook een beetje moeilijk om na te doen. Probeer het maar eens: steek de vlakke rechterhand op met de handpalm naar voren gericht en de vingers gespreid tussen de middelvinger en de ringvinger, als een dubbele V. En terwijl ik dat gebaar maak zeg ik de betoverende woorden: Live long and prosper, dixit acteur Leonard Limoy die het handgebaar heeft uitgevonden; naar een joodse priesterzegen maar dan met beide handen.
De toekomst zal het uitwijzen. Toe, kom. Ja, jij. Als een christen zijn jezus, volg me. Desnoods naar de sterren. To boldly go where no man has gone before.
Mijn neef Eric Van Eygen is gestorven op 15 februari 2019, op Valentijn, alleen. Op de foto hierboven staat hij helemaal links op de bovenste rij, tijdens een familiefeest ten huize van Christiaan Van Eygen & Maria Meuwissen. Het is 1970, en Eric is 16. In het rouwregister heb ik op 16 februari 2019 geschreven:
Ik zal me Eric herinneren als de goedlachse melkboer van toen, en levensgenieter bij uitstek. Ook al is hij van de aardbodem verdwenen, zijn opmerkelijk aura is hier gebleven. Mijn droevige stemming deel ik met zijn familie.
De tekst van mijn rouwbeklag geeft wellicht weer dat ik hem niet zo goed heb gekend. Als kind en tijdens familiefeesten zagen we elkaar wel, maar om daar een goed beeld van iemand mee op te hangen, dat is een huzarenstuk. Waarom ik dan in de pen ben gekropen voor dit trieste overlijden? Omdat ik dat ook voor mijn neef Ronny heb gedaan, nog iemand die veel te vroeg van ons is heengegaan.
In elk levend wezen zit een klokje dat bepaalt wanneer de tijd om te gaan is gekomen. En de leef-tijd van Eric was om. Maar ik ben er zeker van dat hij genoeg tijd heeft gehad om een goed leven op te bouwen. Ook hij was voldoende egoïst om zelf wel te weten hoe hij zijn leven wilde inrichten, en hij deed het dus op zijn manier. Want geef toe, 100 jaar worden, is dat nog nodig? Waarom legt de maatschappij ons meer en meer zijn wil op om langer te leven?
Maar Eric is te vroeg gegaan, dat is waar. Hij zou dit jaar in juni 65 worden, krap de pensioengerechtigde leeftijd. Ronny had nog grotere pech, hij was amper 56. Sneu. Spijtig. Jammer. Beklagenswaardig. Ik kan nog meer bijvoeglijke naamwoorden bedenken zonder ooit echt mijn teleurstelling uit te kunnen drukken. Zijn nabestaanden zullen een tijdje om Eric treuren, waarna ze zich weer op hun eigen leven concentreren. Want de natuur trekt zich niets aan van de manier waarop wij ons leven indelen. De aarde draait door en zuigt ons onherroepelijk met zich mee de kolk in.
Af en toe ving ik van mijn moeder op hoe Eric in het leven stond. Hij genoot van de geneugten des levens maar hij zat soms ook wel in het hoekje waar de klappen vallen. Wie niet? Hoogtes wisselen zich gegarandeerd af met laagtes, en omgekeerd, het axioma van het leven. Maar Eric verloor nooit zijn gulle lach. Zijn guitige blik verried een optimistische geest en zijn grappige opmerkingen raakten me altijd. En ineens zijn we veertig jaar verder. Neven en nichten hebben hun eigen families gesticht, en onze paden komen zelden nog samen. Op de koop toe zijn we niet meer zo jong.
Ik heb me nooit kunnen voorstellen wat oud zijn is. Nu weet ik hoe dat voelt. Met mijn 59 jaar zit ik al boven de leeftijd van Ronny. En de hoop is er om die van Eric op een min of meer gemakkelijke manier te overbruggen. Ik hoef geen 90 te worden, 80 kan ik nog wel aan, denk ik, hoewel ik nu al mijn peren zie met allerlei kwaaltjes die mijn dagen verzuren. Ach wat, als ik zie hoe sommige mensen zich maniakaal in het leven blijven vastbijten, dan wil ik ook wel wat moeite doen om er langer van te genieten, ook al hou ik me slechts met nutteloze dingen bezig. Wie weet krijgt het menselijk contact in de laatste fase van mijn leven een grotere rol toebedeeld dan voorheen.
Ondertussen doe ik pogingen om sociaal te zijn via Facebook. En wat blijkt? Pas na Erics dood merk ik dat hij ook lid is van dat sociaal medium. Het is een platform voor oppervlakkige contacten, maar dat is nog altijd beter dan helemaal geen contact meer met elkaar hebben. Het is leuk als je een blik in iemands leven mag werpen. En er is nog een troost: op Facebook kun je het leven van de doden overschouwen én hen herdenken.
Eric was wellicht een open boek voor iedereen in zijn nabije omgeving. Alleen spijtig dat we elkaar als familieleden uit het oog zijn verloren. De kilometers schiepen afstand, maar onze verwantschap geeft me zelfs nu hij dood is nog steeds een goed gevoel. Zijn vader en mijn vader waren broers. Als je die twee hebt gekend, hoef ik je niet uit te leggen wat een goed mens is. En Eric was dat ook.
Ik ga al jaren naar de bakker op zondagmorgen. Om een of andere reden doe ik dat de laatste tijd op een later tijdstip dan voorheen, want nu hoor ik de klokken van de kerk luiden voor de mis van halftien. Ik ben geen kerkganger, nooit geweest, en ik woon al 21 jaar in Hasselt zonder de drang gevoeld te hebben om er een mis te volgen.
Op vakantie durven mijn vriendin en ik wel eens een kathedraal te bezichtigen, tenminste als de entree gratis is. Wij vinden dat de deuren van elke kerk overdag open moeten staan om mensen van alle rassen en religies uit te nodigen zodat ze er hun nietigheid tegenover het hemelse rijk van de Heer kunnen erkennen. Dat lukt meestal in kerken op toeristische plaatsen, maar buiten die ene dienst lijkt het alsof de deuren van onze kerk altijd op slot zijn.
Op een zondag in februari hoorde ik de klokken weer en ik besloot er eens een kijkje te nemen, nieuwsgierig naar het bezoekersaantal maar ook naar het interieur. Ik verbaasde me over de variëteit in de leeftijd van de aanwezigen. Natuurlijk vielen de jonge meisjes in hun zondagse outfit me het eerste op, maar er waren ook mensen van middelbare leeftijd, en heel oude knarren deden er eveneens hun zondagsgebed op hun paasbest. Maar nog het leukste van alles: er zaten hier en daar mensen met minder blanke snoetjes die ik eerder in een moskee had verwacht.
Binnen de kortste keren zat ik achteraan op een stoel met de gsm in de hand, niet om te bellen maar om foto's te maken van kleurrijke glas-in-loodramen of reusachtige muurschilderingen, zoals ik dat ook op vakantie doe. Maar voor ik me daarop kon toeleggen viel me iets heel anders op: een oranje koord was over de hele lengte van de linkerbeuk gespannen. Er zat niemand, en dat was maar goed ook, want even later viel mijn blik op een verhelderend bordje: Niet betreden, vallende stenen.
Mijn klomp brak. Normaal gebruik ik mijn ogen om rondom mij te kijken. Op wat er boven mij gebeurt heb ik heel wat minder zicht. Dus mijn eerste reactie was een bange blik naar boven. Het gewelfd plafond was zo hoog dat ik geen details kon onderscheiden. Enkele enge gedachten schoten door mijn hoofd. Was er al iemand gewond geraakt door een vallende steen? Had de kerkfabriek een firma gecontacteerd om aan het euvel te verhelpen? Op het eerste gezicht zag ik geen stenen die loszaten en elk ogenblik naar beneden konden vallen, maar hoelang wilden ze het lot tarten?
Ineens had ik het antwoord op al die vragen. Er was iemand die me voor onheil behoedde in dit godshuis van steen en dat was God zelf. En als ik dat dacht, dan moesten de aanwezigen met dezelfde houding de kerk binnen zijn gegaan, er helemaal gerust in dat hen niets zou overkomen. Want blijkbaar hebben we een groot vertrouwen in de bedenkers van inventieve bouwconstructies, van reusachtig grote kathedralen, maar ook superlange bruggen die dalen tussen heuvels overspannen, wolkenkrabbers van 800 meter hoog, voetbalpleinbrede cruiseschepen waarin plaats is voor 6000 passagiers en 50 kilometerlange treintunnels.
Het gereedschap van de mens is duizenden jaren langzaam geëvolueerd. De laatste honderden jaren lijkt het aantal innovaties exponentieel te stijgen en krijgen we klaar wat we nooit voor mogelijk hebben gehouden. Er staat ons niets meer in de weg om nog groter dan groots te worden in onze verwezenlijkingen, zonder de hulp van God. Ooit had Hij de mensheid op de goede weg gezet en nu was er geen houden meer aan. Maar pas op: de techniek staat voor niets, tot er een steen op je kop valt.
Wat kan ik nog meer aan de kaak stellen? Het lijkt erop dat ik na 5 jaar bloggen alle belangrijke onderwerpen heb gehad, maar ik ben Werner Herzog niet, want die heeft altijd nog wel iets in petto. Hij maakte in 2009 de fictiefilm Bad Lieutenant: Port of Call New Orleans, waarin een drugs- en gokverslaafde politie-inspecteur een vijfvoudige moord moet oplossen, toevallig met mijn favoriete filmacteur in de hoofdrol: Nicholas Cage.
In tegenstelling tot de meeste regisseurs houdt Werner Herzog (74) zich ook bezig met het maken van documentaires. Als Duitser slaagt hij erin met zijn opmerkelijke Engelse stemval mijn aandacht vast te pakken en ze niet meer los te laten. Ik had het in een van mijn vorige gedachten al over zijn film Cave of Forgotten Dreams uit 2010, waarin hij de moderne mens tracht in contact te brengen met zijn kunstminnende voorouders en hun grotschilderingen. En al zappend kom ik in 2017 opnieuw met een filmproject van hem in aanraking: Lo and behold uit 2016. De titel verwijst naar het gezegde Look and See, bedoeld om verrassing uit te drukken. En dat is nu net mijn eerste reactie op de evolutie van het internet: hoe ongelooflijk is het dat een universiteitennetwerk uitgroeit tot wereldwijd web?
Een beetje geschiedenis is hier wel op zijn plaats. In 1957 bracht de lancering van Spoetnik aan het licht dat de USSR de technologie bezat om ruimtetuigen te lanceren. Om te vermijden dat ze achterop raakten besloten de Amerikanen een netwerk tussen onderzoekscentra op te zetten om samen defensieve oplossingen te bedenken. In 1969 kreeg een team van de Universiteit van Californië in Los Angeles het klaar om hun computer te verbinden met eentje van de Stanford-universiteit in Palo Alto. In 1974 gebruikten Bob Kahn en Vinton Cerf voor het eerst de term internet. Zij vonden ook een nieuw netwerkprotocol uit dat in 1983 werd geïmplementeerd in het arpanet: TCP/IP; het systeem wordt nog steeds gebruikt om computers van elkaar te kunnen onderscheiden. En in 1991 bedacht de Belg Robert Cailliau, samen met Tim Berners-Lee, enkele standaarden en deelde zijn software met de overige internetgebruikers. Iedereen begon hypertextdocumenten (html) via het transportprotocol http te sturen en het wereld wijde web van sites was geboren. In 2012 heb ik met info die ik op het internet vond mijn eigen site gemaakt en ik ben daar erg trots op.
Werner Herzog is alles behalve een internetgebruiker. Naar eigen zeggen mailt hij af en toe en is hij niet geïnteresseerd in de dingen die je met een smartphone kunt doen behalve bellen. Voor hem is het internet niet te overzien en gedraagt het zich onvoorspelbaar. Ik zou er niet aan durven te beginnen om het net en zijn neveneffecten in kaart te brengen. Maar Herzog slaagt daar wonderwel in.
Hij interviewt pioniers en mensen die nog steeds iets te betekenen hebben in de internetwereld. Zijn vragen verleiden hen tot uitspraken die voor de doorsneekijker misschien niet onmiddellijk te begrijpen zijn, maar ze geven je toch de indruk dat superintelligente wetenschappers voortdurend bezig zijn met oplossingen voor wereldproblemen te bedenken. Je zou er positief over moeten zijn. Veel onderzoekers richten zich echter op het maken van een androïde en vergeten dat het niet nodig is om robots op mensen te laten lijken, of ze moeten dienen als soldaten die niet gekwetst kunnen raken. Omdat robots veel sneller iets aanleren, lijkt het me logisch dat ze zich concentreren op taken die voor mensen breinbrekers zijn, of saai. Maar veel argumenten lichten de donkere kant van het internet zodanig op dat ik niet anders kan besluiten dan dat het internet een onzichtbare robot is die niet weet wat goed en kwaad is en alleen de logica erachter tracht bloot te stellen door snellere verbindingen te zoeken.
Het internet is heel vanzelfsprekend geworden, zelfs voor iemand die de opgang ervan heeft meegemaakt zoals ik. Maar ik krijg schrik als ik de geïnterviewden allerlei doemscenario's hoor bedenken. De zon spat een immense protuberans in onze richting en al het internetverkeer ligt uit. Wat dan? Er gaan gegarandeerd belangrijke toestellen stuk die we niet meer kunnen repareren, waardoor de hoop op redding vervliegt. Onze moderne samenleving stort in en we zullen het op een simpelere manier moeten doen.
Het internet heeft de wereld heel erg veranderd. Het zal in de toekomst nog minder beheersbaar zijn en dus is het aan mij als internetgebruiker om mijn filters samen te stellen zodat ik uit de zee van wijsheden en onwaarheden mijn eigen verhaal kan destilleren. En daar heb ik mijn handen vol aan.
Heb je soms ook dat ergernis je goede humeur zodanig doet omslaan dat niets je nog kan opvrolijken? Bijvoorbeeld wanneer je met je eega in een bos gaat wandelen of een stad bezoekt. Tijdens het fietsen overkomt het me ook, zelfs in de auto ben ik er niet veilig voor. Weet je niet wat ik bedoel? Denk eens goed na. Je gaat op het internet na waar je de auto het beste kunt parkeren, of de winkels wel open zijn, en of er plaatsen zijn die het waard zijn te bezien. Je zoekt op Google maps de kortste weg ernaartoe maar vergeet dat het gps-systeem in je auto een heel ander algoritme volgt dan de programmeurs op het internet bezigen. Ik bedoel dus die godverdommesse bewegwijzering.
Ik kan me voorstellen dat ik niet de enige ben die door wegwerkzaamheden in een omleiding terechtkomt. Of ik nu de weg ken of niet, ik heb altijd de neiging mijn gps-begeleidster te geloven. Ik volg haar zoetgevooisde instructies klakkeloos en beland soms zonder enige waarschuwing in een moeras dat me de moed in de schoenen doet zinken.
Goed, we zijn zonder noemenswaardige schermutselingen aangekomen en gaan op zoek naar informatie. Neem nu de wandeling Hei- en Meibos in Zutendaal. Meestal maak ik een foto van het informatiebord met de mogelijke routes erop, maar stel je voor dat ik dat nu vergeet. Het donkere bos belooft niet veel goeds. We dragen onze stevige wandelschoenen, maar daar begin je op modderige paden niets mee. Sommige plakkaatjes aan de paaltjes zijn verschoten van de zon zodat de pijltjes en de routekleuren niet meer goed zichtbaar zijn. En dan slaat het noodlot toe. Aan een kruispunt zijn er werken aan de gang en het plakkaatje van onze route ontbreekt op de volgende wegwijzer. We vragen ons af wie hier de verantwoordelijke instantie is. Bij een volgende splitsing wordt onze route weer aangegeven, maar de paal staat provisoir tegen een boom geleund. De maat is vol en we keren ons resoluut om. Het lukt me onze auto te bereiken met de plaatsbepaling op mijn nieuwe smartphone.
Enkele dagen later laten we ons door een drukke stad opslorpen in de hoop dat ze ons niet zal uitspugen. Maar van de bewegwijzering in Verviers raken we helemaal van de kaart. Meestal vinden we parkeergelegenheid in een dure ondergrondse garage, maar in deze stad hoef je van zaterdagmiddag tot middernacht niet te betalen, wellicht om argeloze bezoekers zoals wij te lokken. Ik kijk ernaar uit om er gratis een brochure voor de fonteinwandeling op de kop te kunnen tikken, want het downloaden ervan is niet gelukt. Volg de gids, roep ik moedig.
Verviers is de stad van het water, de Vesder stroomt er als een wilde bergrivier voorbij. We wandelen in de richting van de kerk in de hoop erachter een VVV-kantoor te lokaliseren, maar dat is nergens te bespeuren. De aankoop van een bloesje of broek kan ons misschien danig opmonteren, maar de aanblik van lege straten en winkels draagt niet bij tot een leuke stadswandeling. Ook het Parc de l'Harmonie kan ons niet bekoren. Nadat we een informatiebord hebben geraadpleegd, lopen we met volle verwachting naar het culturele centrum van Verviers.
Wanneer we in een deel van de stad terechtkomen waar we ons niet meer op ons gemak voelen besluiten we huiswaarts te keren. Ik weet bijna zeker dat het niet aan mijn inwendige kompas ligt, dus moeten het de borden zijn geweest die ons hebben misleid. Onderweg naar onze auto passeren we een chique patisserie. Voor elf euro kopen we er gebakjes die we, als we snel naar huis gaan, tijdens het vieruurtje kunnen opeten. Ik mag harder rijden dan anders. Thuis bedenk ik dat we geen enkele fontein hebben gezien, en dat water in de winter bevriest.
De Romeinen deden het met mijlpalen. In de Middeleeuwen maakten ze wellicht wegwijzers van hout en niet van steen. In de Nieuwe Tijd zochten ze hun weg met behulp van landkaarten. Sinds de uitvinding van de fiets en de auto staat de moderne wereld vol wegwijzers. Al onze aandacht gaat nu uit naar reclameborden die ons nadrukkelijk wijzen op de uitkomst van onze ultieme dromen. Welkom in het land van kalebassen, waar de leugens op de bomen wassen.
Mijn leeftijd is gelimiteerd. Verschillende factoren bepalen hou oud ik zal worden. Van een ziekte kan ik genezen, maar ze kan ook fataal zijn. Een neef van mij diende in het leger en was een blauwhelm. Ik heb hem voor het laatst gezien op de begrafenis van een oom begin 2014. Vanwege het vele sporten om voor zijn legerfunctie in conditie te blijven, waren zijn heupen voortijdig versleten geraakt en moest hij eraan geopereerd worden. Tijdens het voorbereidende onderzoek stelde de dokter een hardnekkige vorm van kanker vast. Wie weet is hij tijdens zijn legerdienst in aanraking gekomen met kankerverwekkende stoffen. Hij zou niet de enige zijn.
Via zijn moeder en ma bleef ik op de hoogte over zijn toestand, maar ik hoopte natuurlijk met de moeders mee dat hij zou genezen. Eind 2014 kreeg hij van de dokters te horen dat de chemotherapie niet aansloeg. Het onheil dat boven zijn hoofd hing werd niet meer verbloemd. Ofwel wist hij echt niet dat hij zou sterven en dat betekent dat hij nog hoop had om erbovenop te komen, ofwel liet hij zijn medemensen in die mening om zichzelf sterk te kunnen houden. In december 2014 is hij met de vrouw waarmee hij al 12 jaar samenwoonde getrouwd. Voor mij was het moeilijk om me in zijn plaats te stellen en te voelen hoe het is om het leven langzaam los te moeten laten. Maar de dood hoort er nu eenmaal bij en niemand komt eronderuit. Alleen is het jammer dat hij zo vroeg de handdoek in de ring heeft moeten werpen.
De enige wens die ik wilde uitspreken was dat hij bij het beschouwen van zijn leven uit de mooie momenten moed zou kunnen scheppen om de stap naar gene zijde te zetten, dat hij rust mocht putten uit de mensen die hem omringden en steunden. Mijn wens kwam echter te laat. Op 26 februari 2015, twee dagen voor zijn zesenvijftigste verjaardag, is hij heengegaan. 2015, het jaar waarin hij als soldaat de pensioengerechtigde leeftijd zou bereiken.
Het ergste wat een ouder kan overkomen is dat zijn kind eerst sterft. Volgens ma voelde de moeder van mijn neef zich ineens leeg. Voor haar ogen zag ze haar wereld instorten. Dat heeft me doen inzien wat nu het erge van de zaak is, en dat is dat een ouder bij de dood van zijn kind plots merkt dat zijn inspanningen volledig vergeefs zijn geweest. Gelukkig heeft mijn neef voor nakomelingen gezorgd en is zijn inbreng om het leven een succesverhaal te laten blijven niet nihil.
Ik heb geen kinderen en voel me nutteloos, maar gelukkig geeft mijn trouwe huisgenote nog zin aan mijn leven. Ik mag nog van geluk spreken met mijn sporadische heuppijn sinds ik in 1999 met mijn achterwerk op de harde ondergrond van een grot ben gevallen. Behalve dat mijn longen me van kindsbeen af zorgen baren, mankeer ik niets ergs, maar niemand kan me zeggen hoelang ik nog in goede gezondheid zal leven. Mentaal zit ik goed, maar lichamelijk ben ik wankel. En ma hoopt nu nog meer dat de Heer haar eerder naar het rijk der hemelen roept om samen met pa in een papieren bootje op de melkweg te varen.
Donna Tartt gaf 3 boeken uit in een tijdspanne van 22 jaar. De eerste twee – De Verborgen Geschiedenis (1992) en De Kleine Vriend (2002) – heb ik graag gelezen. Ik zie haar verhalen als beschrijvingen tussen het begin en het einde der tijden. Haar boeken hebben geen begin noch einde. En daar hou ik van. Haar manier van schrijven lijkt op stream of consciousness en ik heb de neiging die narratieve stijl na te bootsen in mijn eigen verhalen. Ik probeer vanuit het gevoel te schrijven en verlies nu en dan de rode draad van de vertelling. Ik weid uit met een dik boek als gevolg. Ook Donna's eerste 2 verhalen zijn dikke pillen (528 en 600 blz).
Haar derde boek is 927 bladzijden lang. De eerste tweehonderd bladzijden lazen geweldig vlot. Nu ben ik aanbeland in een mindere episode. De hoofdrolspeler, Theo Decker, beleeft met zijn vriend in Las Vegas allerlei dwaze avonturen, maar het schilderijtje dat onder zijn bed ligt is hij volledig vergeten. Nochtans lijkt alles in Het Puttertje (2013) rond een schilderijtje te draaien van een distelvink aan een touwtje, geschilderd door de Nederlander Carel Fabritius in 1654. In het boek maakt het een rondreis van museum tot museum doorheen de Verenigde Staten. En dat klopt ook nog met de werkelijkheid. Theo brengt samen met zijn moeder een bezoek aan een museum in New York dat het tentoonstelt, maar een bomontploffing doet het dak instorten. Zijn moeder overleeft de aanslag niet en op aanraden van een oude stervende man neemt Theo het schilderijtje onder zijn hoede.
Ik heb dat derde boek gekocht omdat ik het gevoel had dat ik het moest kopen. Het is jammer dat de bezoekers van mijn website dat niet hebben, maar soit. Mijn keuze is gemaakt en als ik een boek koop lees ik het ook, daarover mag Donna gerust zijn. Het doet me denken aan mijn eerste verhaal dat 340 bladzijden omvatte. Ik gaf het Drama als voorlopige titel en werkte er een jaar aan voor ik het aan een uitgever in Beverts voorlegde. Ze zagen er wel iets in, maar een bewerking was in elk geval nodig. Vergeten te schrappen, dat is de kritiek die Donna over Het Putterje heeft gekregen. Nu zullen haar eerste twee boeken wel vlot over de toonbank zijn gegaan, anders had ze zeer zeker geen mogelijkheid gezien om nog een boek uit te laten geven. Maar ik weet hoe het voelt.
Als schrijver kan ik geen goede redacteur zijn omdat alles wat ik schrijf moet blijven. Omdat de verkoop van mijn boeken niet vlot verloopt, vraag ik me voortdurend af hoe ik het moet aanpakken. Als ik nu één titel goed verkocht kreeg, zou ik zoals Donna 11 jaar uitbesteden aan een verhaal dat menigeen zou fascineren, of niet. Sommige recensies benadrukken dat het dramatisch is als je na zoveel jaren noeste arbeid nog geen goed boek kunt afleveren. Maar Donna laat dat over zich heen gaan. Voor haar was het verhaal belangrijk genoeg om het te schrijven. Voor de uitgever is het boek verkopen het enige dat telt.
Als de rest van Het Puttertje tegenvalt kom ik erop terug, maar ik weet het zeker dat Donna me niet zal teleurstellen. Ondertussen sleep ik het 1,3 kg wegende boek mee en lees het in de trein op weg naar mijn werk en terug. Het zou handiger zijn geweest de gedownloade versie van het boek op mijn tablet te lezen, maar ik hou het liever ouderwets. In mijn leven heb ik honderden boeken gelezen en ik schrijf al bijna twintig jaar. Ik heb het gevoel dat ik veel tijd heb verspild aan iets wat zo flinterdun is als verzonnen vertelsels. Daarom speel ik in mijn 17de verhaal Winterhutje het hoofdpersonage en neem ik me voor niets dan de waarheid te vertellen. Eens zien of dat verkoopt.
Nieuws? Ik sla de krant open op mijn pas geïnstalleerde Google-Chromebrowser die lekker snel werkt en lees de titels zoals ik soms doe in de papieren versie. Kim De Gelder: Ik zag geen toekomst meer voor de mensen in België. Ik dacht dat ze allemaal ongelukkig waren. De verstrenging van de wapenwet was de trigger. Wie het interesseert, leze het. Trouwens, is verstrenging goed Nederlands?
Ik lees al jaren geen krant meer, kijk nauwelijks naar het tv-journaal en ben niet weetgierig naar de gang van zaken in de wereld. Op de dagen dat ik ga werken neem ik in de trein de gratis Metro ter hand en lees de titels zoals ik dat vandaag voor één keer op het internet doe: Jennifer Lawrence gaat tegen de grond tijdens Oscars, Inbreker krijgt klappen van bewoner, Tiener parkeert auto in zwembad, Minderjarigen slaan homo-obers in elkaar, FBI-agenten geschorst voor het verzenden van naaktfoto's, Schoonzoon Delcroix sterft twee maanden voor huwelijk.
Allemaal goed en wel, maar wat leert me dat? Ik geef toe dat ik even de foto's heb bekeken die tonen hoe Heidi Klum halfnaakt naar de oscaruitreiking ging, maar dat is de voyeur in mij die af en toe boven komt. Ik ben een man en kijk graag naar een mooie vrouw, naakt of niet.
Als ik dus in de trein de Metro lees, kunnen enkel de artikels over nieuwigheden op het vlak van telecommunicatie en computers me verleiden. Voor de rest kan het me het allemaal gestolen worden: sport, rampen, oorlogen, het is niet aan mij besteed, het interesseert me niet. Ik lees liever verzonnen dingen. En wat leert me dat? zul je je afvragen.
Sinds jaar en dag verzinnen mensen verhalen over gebeurtenissen die anderen inspireren en misschien wel tot grootse dingen drijven. We willen weten hoe onze collega-aardbewoners het doen. Ik bedoel niet enkel de seks, nee, hoe ze leven. Maar wat voor de ene belangrijk is, hoeft dat voor de andere niet te zijn. Mensen kunnen zo verschillend zijn dat je je afvraagt of de genen een spelletje darts spelen zonder daar aanleg voor te hebben.
Neem nu mij bijvoorbeeld. Ik ben niet sociaal. Anderen noemen me asociaal, wereldvreemd en introvert, kortom: een eenzaat. Oké, ik ben graag alleen, maar ik voel me nooit eenzaam. Mijn brein spreekt me telkens weer in wat de mogelijkheden zijn en uit dat virtuele lijstje maak ik een keuze. Telkens vind ik bezigheden waarvan mijn buurman niet wakker ligt, en vice versa.
Dus als ik de krant open, weet ik het wel: mensen zijn wreed tegen elkaar. We slaan elkaar de kop in of vergiftigen andermans leven, tot daaraan toe, maar we misleiden elkaar zelfs als het om ons eten gaat. Ook vandaag staat het in de lichtkrant geschreven: Ikea haalt gehaktballen uit rekken in 14 landen en Paardenvlees in hamburgers van Aldi en Lidl. Bovendien is het bericht van Testaankoop over het paardenvlees in lasagne nog geen 2 weken oud.
Ik heb ooit in de Ikea van Hognoul Zweedse gehaktballetjes gegeten. Ik herinner me niet of ze me gesmaakt hebben, maar ik had mijn nichtje nog zo beloofd nooit ofte nimmer paardenvlees te eten. En nu dit. Wat is er verkeerd aan paardenvlees? zul je je afvragen. Wel, een paard heeft geen poten maar benen, het is een edel dier en dat mag dus niet opgegeten worden.
Niet alleen in paardenvlees zitten chemische stoffen die er eigenlijk niet horen, ook met het eten van ander vlees kun je ziektes oplopen die je de stuipen op het lijf jagen. Het is duidelijk dat we nogal wantrouwig moeten zijn over wat de vleesleveranciers ons voorschotelen.
Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat ik dat allemaal niet wil weten. Ik probeer me zo goed mogelijk te informeren over wat ik eet en drink door mijn omgeving in de gaten te houden, naar de raad van mijn vrienden en familieleden te luisteren, mijn buikje te bevoelen of het niet te dik wordt en het eten voor te proeven; ruiken helpt me nooit veel verder. Zo overleef ik de ergste aanvallen op mijn lijf al jaren. Mijn 5 zintuigen zijn helaas niet voldoende om me door het leven te loodsen. Daarom baseer ik me meer en meer op mijn zesde zintuig dat me op een ingenieuze manier op tijd en stond duidelijk maakt dat ik verkeerd bezig ben en hoe ik het rechte pad terug kan vinden.
Dus, laat je niet misleiden door de nieuwsberichten. Doe iets nieuw. Verras je medemens en zet hem aan tot navolging, in de hoop natuurlijk dat iedereen slim genoeg is om te weten wanneer zijn idool naast zijn schoenen begint te lopen. Wees zoveel mogelijk jezelf, gebruik je brein niet voor 10 procent maar voor 25 procent en relativeer meer. Schrijf je eigen verhaal. Maak jouw Nieuws. Van Eygens.
© EYGEN-BOEKEN.be
Online sinds 25/05/2012
Alle rechten voorbehouden
Versie 12.08
Page update 25/07/2024