Kris' gedachten van juli
De ene wekkerradio is de andere niet. 9 jaar geleden hebben we er een aangeschaft die ook de buitentemperatuur aangeeft. Perfect, zo hadden we een idee hoe koud het was om naar ons werk in Brussel te gaan. Maar van de ene dag op de andere geeft hij die informatie niet meer. De sensor die aan de noordelijke buitenmuur hangt zou verbinding maken met een of andere satelliet en die lijkt nu uit de lucht te zijn gevallen. Het ding waarvoor wij 100 euro hebben betaald, wekkert nog, én hij geeft de goede tijd aan, dus waarom zouden we dan een nieuwe kopen?
Onverwacht krijgt mijn computer kuren omdat de harde schijf op een heleboel plekken onleesbaar is geworden. Zijn systeemmanager weet er geen raad mee: de defragmentatie kan helaas niet doorgaan, we weten niet precies waarom, maar geef het niet op. Ik doe de voorgestelde herstart maar ook die verhelpt het probleem niet. In een chatgesprek stelt de fabrikant de installatie van een nieuwe schijf voor. Ik heb een backup ervan maar het lijkt me beter de veel te langzame computer te vervangen na 8 ijverige dienstjaren.
Onze koelkast-diepvriescombinatie doet het niet goed: de temperatuur van de vriezer blijft niet constant op -18. Wanneer hij lager gaat dan -13 maakt hij een enerverend alarmsignaal dat ons naar de oren doet grijpen; de kater wordt dan gegarandeerd wakker uit een heel diepe slaap. Het ding doet er uren over om weer terug op zijn koudste toestand te komen, en dat terwijl de regering ons aanmoedigt zuiniger om te springen met energie. Dus we moeten dringend een nieuw toestel aanschaffen na 25 coole dienstjaren.
Na een reisje naar de Belgische Kust doet de tv ineens raar: grote kleurvlakken maken van elk donker beeld een wervelend sneeuwspektakel. Een aanpassing van enkele instellingen brengt soelaas, maar we kunnen ons niet voorstellen dat we zo nog jaren verder moeten. TV brengt meestal kommer en kwel, of moord en doodslag, maar hij zorgt ook voor brood en spelen, of de dingen waarmee je het volk tevreden houdt. Ondanks alle tentoongespreide wereldmiserie is hij voor ons toch wel een venster naar de wereld, en een nieuwe lijkt ons hoognodig na 18 beeldige dienstjaren.
Op een hete zomerdag geeft de thermostaat van de centrale verwarming op zijn display een error aan: EA49. Geen idee wat dat betekent, maar diezelfde dag komt een reparateur een kijkje nemen en zijn verdict is: de ketel is heel vuil. Terwijl het wettelijk verplicht is 2-jaarlijks een onderhoud uit te laten voeren is onze ketel al vuil na 1,5 jaar. De reparateur meent zich te herinneren dat de gasproducenten een ander soort gas bezorgen waardoor sommige gasketels gevoeliger voor vuilafzetting zijn geworden. Het ding heeft 8 warme dienstjaren op zijn naam, maar gelukkig moeten we geen nieuwe kopen. Met 126,14 euro is aan het euvel verholpen. Vanaf nu zullen we elk jaar een onderhoud laten uitvoeren. Dat dit misschien een manier is om meer geld in het laatje te krijgen laten wij in het midden.
Op een leuke vakantiedag vorig jaar liet onze auto het afweten op een drukke rotonde ergens in Frankrijk: ik had nog maar de helft van het normale vermogen, de auto ging nauwelijks vooruit. Claxonnerende medeweggebruikers maakten me erop opmerkzaam dat ik me uit de wielen moest maken. Passagiers smeekten dat ik hen zo snel mogelijk uit de gevarenzone zou brengen. Een depannage volgde. Bij aankomst in de garage startte de auto alsof er niks aan de hand was. Dit scenario herhaalde zich nog op 3 andere verre plaatsen en ongemakkelijke tijdstippen. Na een analyse van de boordcomputer concludeerde onze garagist dat een of andere sensor in de motor aangeeft dat een onderdeel versleten is, maar welk? De oude auto heeft ons 16 jaar rijgenot bezorgd, maar in april van dit jaar hebben we een nieuwe gekocht. Hij zal ons van hot naar haar vervoeren, maar voor hoelang?
Machines bestaan in allerlei vormen en maten. Sommige noemen we ook wel robots. Hoewel zij veel beter karweitjes die de mens niet zo liggen kunnen opknappen, zijn ze zeker niet perfect en vallen ze ook wel eens uit. De industrie steekt veel geld in projecten om de robot zoveel mogelijk te vermenselijken: de ultieme machine. Wat heel praktisch zou zijn bij hete dagen is een robot die zijn mond kan doen werken als een ventilator en die me overal in huis volgt. En moeten ze hem menselijke trekjes geven zoals bijvoorbeeld vergeetachtigheid? Mijn dierbare huisgenote komt van de wc en zet haar zonnebril op om verder te werken aan haar computer: ze is vergeten dat haar leesbril nog op de puzzeltafel ligt. En ik wil met de auto van bij mijn schoonouders wegrijden, maar na herhaaldelijk indrukken van de startknop start de motor niet: ik ben vergeten het koppelingspedaal in te drukken.
Mensen zijn ook machines. Elk radertje in ons brein moet op de goede positie staan om het raderwerk in het geheel te doen werken. Hoe ouder we worden, hoe meer speling er op de radertjes komt en dan begint onze machine te stotteren. Ach, net zoals alles terugkomt, gaat alles kapot.
Ik fiets door de binnenstad op zoek naar een schildering van een ekster op blauwe achtergrond; het is niet mijn favoriete vogel want hij kan heel vrijpostig zijn in mijn tuin door andere vogels te verjagen. Mijn Street Art Cities-app zegt dat hij ergens aan de Bampslaan staat te pronken, maar zoals zo dikwijls zoek ik me rot naar kunst in de straat. Ik bekijk de foto met meer aandacht en herken ineens een stukje van het stationsgebouw. Ik rep me ernaartoe, neem een foto en besluit naar huis te rijden omdat mijn trouwe huisgenote misschien ongerust begint te worden.
Ik neem mijn leesbril af en wil mijn zonnebril opzetten. Fuck. Waar heb ik die gelaten? In de fietstas zit hij niet. Ik herinner me ineens dat ik in de binnenstad google maps heb gestart om de weg naar de schildering te vinden. Ik herinner me ook nog dat ik de bril op mijn fietstas heb gelegd om mijn leesbril op te zetten. Maar ik herinner me niet die weer te hebben opgepakt. Verrek. Het heeft geen zin om terug te keren, want ondertussen heeft iemand gegarandeerd de bril meegenomen. Maar wat zal mijn trouwe huisgenote dan zeggen? Het was haar cadeau voor mijn verjaardag. Ik moet terug. En dat is mijn eerste sturing van de god die niet altijd weet waar eerst te beginnen met radeloze mensen terug naar het rechte pad te leiden.
Ik fiets terug naar de plaats van de brillenwissel, rondkijkend als een rode wouw boven de Duitse bossen. Mijn arendsoog ontwaart echter geen bril. Zal ik eens aan de andere kant van de weg gaan kijken? En dat is mijn tweede sturing waarmee ik de god van de verloren voorwerpen wat alerter maak. Ik steek de weg over en zoek de stoep af. Niets. Ik wil het opgeven, maar twijfel. Ik laat mijn blik over de straatstenen gaan terwijl ik de dwarse straat inloop. Het is mijn derde sturing waarbij de god in mijn kop eindelijk wakker schiet.
Mijn ogen zijn als stralen, vergelijkbaar met de lichtbundel van een vuurtoren. En dan zie ik de bril liggen, in het hoekje van de vensterlatei. Iemand heeft hem op de grond zien liggen, heeft hem opgeraapt en veilig achter de betonnen rand van het venster weggelegd. Voor mij is de eerlijke vinder God.
Hoe filmmakers God zien is soms heel verrassend. Ook al is het verhaal van een film verzonnen, producers en regisseurs zijn meestal creatieve mensen die heikele toestanden uit de werkelijkheid zo goed mogelijk willen vertalen in een wijze les, opdat mensen die niet goed bezig zijn er ook iets aan hebben. Neem nu de tv-serie The Handmaid’s Tale. Het verhaal speelt zich af in een distopische wereld waarin nog weinig vrouwen vruchtbaar zijn. Het land heeft echter een barbaarse manier uitgedokterd om die uitverkoren vrouwen te bombarderen tot verwekkers van kinderen voor vrouwen die onvruchtbaar zijn, tegen wil en dank dus.
In seizoen 5 aflevering 7 zijn twee vrouwen op de vlucht in een soort niemandsland. Ze zitten in een verlaten schuur en hebben een intens gesprek, intens omdat Serena ooit een kind heeft gekregen via haar dienstmaagd June. Serena is in de schuur net bevallen van een zoon. Dit keer heeft June haar enkel met de bevalling geholpen, ze heeft haar rol als dienstmaagd niet moeten spelen omdat Serena blijkbaar toch vruchtbaar is. Serena vraagt June raad omdat ze niet wil dat haar kind een monster wordt zoals haar man. June is er zeker van dat je een kind goed kunt opvoeden door het goede dingen te leren. Het kan er dan nog altijd mee doen wat het wil. Maar Serena blijft raaskallen over wrekende engelen, June zou er een kunnen zijn, en het is volgens haar Gods wil om daar te sterven. En dan, in een impuls, biedt ze June aan voor haar kind te zorgen. Voor een heel kort moment lijkt June dat te overwegen, maar ze doet het niet. In de plaats daarvan houdt ze een betoog over dienstmaagden in Giléad. Dat zijn ook mensen die een goed leven trachten te leiden, zegt June en zij kan het weten want zij was Serena’s dienstmaagd.
June besluit de levens van Serena en haar baby te redden omdat ze niet in Giléad zijn en omdat June niet is zoals Serena. Serena vindt dat ze het niet verdient. Maar June maakt haar duidelijk dat ze het enkel voor de baby doet, want hij behoort toe aan haar, de moeder, en dat is volgens June de enige wil van God. Ik stel me voor dat de filmmakers bedoelen dat er in een mensenleven niets anders opzit dan liefde zoeken en leven creëren.
Veel mensen doen hun ding zonder vrees voor God, anderen lijken per se de wil van God te willen volgen. De ene stuurt, de andere volgt. Maar je kunt nooit zeggen waarom de ene slaagt en de andere faalt. Mensen zien God nog te veel als persoon, maar eigenlijk is Hij Iets Dat Probeert Niets te zijn. Wees gerust, het trekt zich er allemaal niets van aan. De mens doet er goed aan zijn eigen hachje te redden. De mens doet er beter aan het de teugels uit handen te nemen. Om conflicten te vermijden zou de mens vooral de gesprekskunst zo goed mogelijk toe moeten passen. Om het met de woorden van Jean d’Ormesson te zeggen: Niets is erg belangrijk. Alles is tragisch. Alles waar we van houden zal sterven. En ik zal ook sterven. Het leven was mooi. Het was goed!
Voor één keer een verhaaltje, gestoeld op waargebeurde feiten:
Spike zag het al enkele dagen met lede ogen aan: hij hoestte te veel om goed te zijn. Hij had ook keelpijn, en dat deed een alarmbelletje afgaan. Het hielp hem eraan herinneren dat corona nog niet uit het land was. Na twee jaar zichzelf een beetje te hebben opgesloten was hij eindelijk klaar om zich wat verder te wagen dan de voordeur, en hij had daadwerkelijk familiefeestjes bijgewoond en etentjes onder vrienden georganiseerd. Nu dacht hij onmiddellijk het ergste maar deed alsof er niets aan de hand was. Hij was dus al een tijdje in een staat van ontkenning.
De volgende dag was Spike een beetje kortademig. Toen moest hij toch wel even slikken. Een consultatie via Dokter Google leerde hem dat hij ergens van iemand het coronavirus had opgedaan; gelukkig niet een van de allereerste varianten uit China maar vermoedelijk een of andere omikronvariant uit Zuid-Afrika. Een zelftest leek hem heel erg aangewezen, maar hij had twee brillen boven elkaar nodig om de handleiding te kunnen lezen. Zoals een bijsluiter van een medicament dat altijd doet, zo maakte ook die handleiding hem depressief. Met het negatieve resultaat mocht hij niet zeker zijn dat hij geen corona had. Daar zat hij dan: hij voelde zich niet gerustgesteld, wel teleurgesteld.
Op het internet klikte Spike link na link aan om te achterhalen wat hij nu het beste kon doen. Via een zelfevaluatie kwam hij op een site terecht waar hij een CTPC-code kon genereren, om vervolgens een coronatest uit te laten voeren door een testcentrum, labo of apotheker. Een lijst van apothekers gaf hem de mogelijkheid uit te zoeken of hij bij de dichtstbijzijnde apotheker terecht kon. Dan kon. De ontvangst van twee berichten vanuit het tracking-corona crisiscentrum bewezen dat hij op de goede weg zat.
Spike bood zich aan in de uitverkoren apotheek. De apothekeres kon echter enkel een antigeentest afnemen, maar die had hij zelf al gedaan. Misschien wilde een andere apotheek iets verderop wel een PCR-test uitvoeren, hoopte zij. Maar ook daar kreeg Spike het deksel op de neus. Hij probeerde dan maar het telefoonnummer van het vaccinatiecentrum. Na twintig beltonen nam iemand op, wellicht een vrijwilliger die het een beetje moe was. Volgens die man zouden ze Spike wel verder helpen in het ziekenhuis. Een belletje leerde hem dat hij online een afspraak moest maken via Mijn Gezondheid, maar dat had hij ook al gedaan. Door een of andere kronkel in zijn brein, of door de persoon aan de lijn die hem liever afscheepte, begreep Spike niet dat hij met de eerder verkregen code op het goede adres was in het ziekenhuis.
Hij belde naar het contactcenter waarvan het nummer in de tweede mail van tracking-corona stond vermeld. De lieftallige helpdeskdame slaagde er echter niet in hem aan een specifiek adres te helpen. Zijn moeder kwam op het idee om naar de huisartsenwachtpost te rijden. Daar verwezen ze hem naar het labo voor medische analyses, maar daarvoor moest hij weer een afspraak maken, ook online. Het was voor Spike al langer duidelijk dat het internet een allegaartje was van nepnieuws, verkooppraatjes en hier en daar informatie waarvan hij niet goed wist of ze nog wel geldig was. Verwarring alom.
Ten langen leste maakte hij een afspraak bij zijn huisdokter, ’s avonds laat nog, hoewel hij er eigenlijk niet mocht aanbellen met corona-symptomen. De dokter was niet te spreken over de manier waarop ze Spike van het kastje naar de muur hadden gestuurd, en hij deed gelaten de PCR-test. Eindelijk begreep Spike waarom heel veel mensen gedurende de coronacrisis zo slordig met de richtlijnen waren omgesprongen: ze waren wellicht ook van stuurboord naar bakboord gezonden.
De dokter had een fles hoestsiroop en antibiotica voorgeschreven zonder een diagnose te stellen, want de uitslag zou pas morgen komen. Maar dat was op vrijdag, en op zaterdag kwam er geen enkele verlossende mail aan. Pas ’s avonds kwam Spike op het lumineuze idee om Mijn Gezondheid op het internet te consulteren. En daar stond het zwart op wit: negatief. Dus geen corona. Maar welke ziektekiem had hem dan wel te pakken gekregen? Dokter Google gokte op een bronchitis, ook besmettelijk. Sindsdien houdt Spike afstand en ventileert hij het huis zo veel mogelijk. Hoe hij het in pre-corona-tijden genoemd zou hebben? Een griepje. Hij had nooit gedacht dat hij daar ooit zo bang van zou zijn.
Na een zoektocht om te achterhalen waarom het zo verkeerd was gegaan, moet Spike toegeven dat de calvarietocht korter was geweest als hij de mail van tracking-corona beter had gelezen. Hij heeft namelijk enkel op de eerste link (die voor de antigeentest) geklikt omdat hij dacht dat de twee volgende links hem niet aanbelangden; in de derde link stond Brussels vermeld. De tweede link had hem onmiddellijk de mogelijkheid gegeven om een afspraak te maken voor een PCR-test op een plaats naar keuze. PCPT-code invullen en hupsakee, de registratie voor een staalafname zou een feit zijn geweest. Dus hij is door zijn eigen schuld die dag een jaar ouder geworden.
Spike dacht: Laten we ons voortaan focussen op cracking-corona.
In de ruimte is er bijna niets. Nochtans, de leegte is vol. Donkere energie heerst er. In mijn hoofd heerst ook chaos. Gissen. Weten. Kiezen. Beslissen. Denken. Doen. Ruimte maken, dringend. Zo was ik in de Ici Paris om 2 deosticks te kopen. Blijkbaar had ik in het verleden zonder het te weten twee soorten gekocht, en nu vroeg de kassierster welke geur ik wenste. Ik kon niet kiezen. Ik kon niet praten. Wellicht zag ze de paniek in mijn ogen en stelde ze voor om van beide geuren een stick te nemen. Slim.
Ik ga keuzes uit de weg, maar dat kan niet altijd. Dit leven blijven leiden of een ander leven beginnen? Blijven of vertrekken? Ik bedoel natuurlijk de aarde verlaten of niet. Ik had 44 jaar geleden kunnen vertrekken met Voyager 1, op zoek naar, simpel gezegd, ander leven. Maar ik vrees dat de bouwers van het ruimtescheepje indertijd geen manier hebben bedacht om buitenaardse onderscheppers de mogelijkheid te geven een bericht terug te sturen, zo van: hebbes. Ik denk dat ze verheugd zouden zijn over het feit dat ze niet alleen over het universum nadenken. Ik weet het zeker, of bijna.
Voyager 1 doorkruist ondertussen de interstellaire ruimte en schijnt een mysterieus gezoem te registreren. Een gebrom, als van een drone. Misschien is de demper van de kernfusiemotor stuk, wie weet? Het geluid is zwak en monotoon, en daaruit concludeert een doctoraatsstudent astronomie dat het van het interstellaire gas komt. Het klinkt als een aanhoudende noot die binnen een frequentieband lichtjes golft. Lijkt het op het gesuis dat ik twintig jaar geleden voor het eerst heb opgevangen? Ruist het nu binnen of buiten mij?
De heliopauze is volgens het artikel het gebied tussen ons zonnestelsel en de interstellaire ruimte. Mooi, als je weet dat de koffiepauze het gebied was tussen mijn bureau en de koffieruimte, minstens 100m in diameter, gevuld met collega’s die wel een praatje wilden slaan. Praten, en ook schrijven, doe ik met woorden. Ze hebben altijd al kriskras door mijn hoofd gescheerd en geracet. Nu ik wat ouder ben doen ze het trager, ze pendelen en slenteren, ze zweven. Sommige woorden verschuilen zich. Woorden zoeken en ze niet vinden, een nachtmerrie. Hoe voelt het om niets meer te weten?
Ik speel met woorden, minder dan vroeger sinds mijn trouwe huisgenote me overtuigd heeft dat ik woorden beter in hun context zet. Ik heb nieuwe bedradingen in mijn chaotische brein aangebracht en hoop dat mijn relazen veel duidelijker zijn. Ahum. Misschien is dit een goed moment om 20 jaar van Dale-woordenschat te vieren. In 2001 kocht ik de basisversie op een cd-rom. Het softwarepakket is uitgevoerd in de vorm van een in donkerbruin leer gebonden boek. Het kartonnen beschermingshoesje heb ik nog, en er zit een certificaat bij. Verkopen en verdienen, of bewaren en koesteren?
Omdat ik mijn versie niet meer kan updaten blijf ik met de woorden uit 2001 jongleren. Als beveiliging moet ik de cd-rom elke 3 maanden in de lezer steken. Dat wil zeggen dat ik dat ondertussen 80 keer heb gedaan. Ondertussen spuien online-versies elk jaar nieuwe woorden uit. Nu vind ik zelf ook wel woorden uit, maar ik ben vies van woorden van het jaar. Ik hoop dat de woorden van het rampjaar 2020 geen lang leven beschoren zijn, want corona, dat is pas vuiligheid. Duizenden zijn eraan gestorven, zonder bezoek van hun geliefden, helemaal alleen, zoals een van mijn beste collega’s die al maanden thuiswerkte. Was hij zonder contact vereenzaamd?
Guy Willems stierf op 31 mei 2020, midden in de coronacrisis, maar hij is niet aan Covid-19 bezweken. Ik was maanden eerder Ademloos van Luc Deflo beginnen te lezen. Het is niet zijn beste boek maar ik wilde me erdoor worstelen omdat Deflo altijd wel verrassend uit de hoek komt. Op 21 juni 2020 besloot ik de draad van het verhaal weer op te nemen en sloeg het boek bij de bladwijzer open, op bladzijde 71, hoofdstuk 5. Tot mijn grote verbazing begon de eerste alinea met de naam van mijn overleden collega. Een teken van gene zijde, zo van: alles kits met mij?
Mijn collega is veel toekomstig onheil gespaard gebleven. Heel wat aardse projecten draaiden in de soep door het virus. Covid-19 is er nog steeds, hoewel de meerderheid van de aardbewoners doet alsof het kwaad uit de wereld is geholpen. Maar Magere Hein heeft zich vermomd en verplaatst zich nu bliksemsnel. Hij hakt in op mensen alsof hij de razernij nabij is, met slechts één gedachte achter zijn daden: wier levenslijnen zal ik vandaag eens doorknippen?
Op 22 juli 2020 kwam de Dood weer dichtbij. Ik wilde de boodschappen betalen met de kaart van de rekening die mijn trouwe huisgenote en ik in 2006 samen hebben geopend. Ze werd drie keer geweigerd. Volgens een bankbediende was de ex-man van mijn vriendin gestorven, en beiden hadden in 2007 nagelaten hun echtscheiding door te geven. Maar wat ik wil vertellen is dat wij onwetend bleven over de oorzaak van zijn heengaan. Mijn vriendin en ik wilden hem alsnog groeten, maar onze zoektocht op het kerkhof van Kuringen leverde niets op. Gelukkig kwamen we via een mail naar de gemeente op het spoor van iemand die wist waar hij begraven lag. Staand voor het familiegraf – vader, broer en zus – voelden we ons triest. We wilden nog altijd weten wat we niet wisten, en dat is net het tegenovergestelde van geloven.
De meesten onder ons houden zich aan de algemene omgangsnormen. Ook tijdens de lockdown naar aanleiding van de uitbraak van Covid-19 volgden we de maatregels heel goed op. Persoonlijk vind ik dat we de regels nu iets te snel versoepelen en het virus de kans geven op te flakkeren, maar wie ben ik om dat te voorspellen. Hopelijk gaat alles goed. We houden van gezelschap en zouden liefst van alles weer naar festivals gaan om mee te zingen met onze idolen die het allemaal gemaakt hebben, we staan in bewondering voor hen.
Het liedje Bye bye miss American pie van Don McLean heeft me aangedreven om mijn blog voor juli, augustus en september te bedenken. Maar het laatste Bijbelboek De openbaring volgens Johannes was de grootste inspiratiebron. Dat uiterst verwarde verhaal deed mijn haren te berge rijzen en het intrigeerde me zodanig dat ik mijn eigen versie heb geschreven. Mijn beschrijving van de ondergang van de wereld, ook wel het Laatste Oordeel genoemd, is echter niet zo absurd als de Bijbelse vertelling van de evangelist Johannes en ik hoop dat het lekker leest.
Ik beschrijf mezelf als een beroemd schrijver die alleen maar bestaat door de devotie van zijn lezers. Ik zie het als een schrijfoefening die uit de hand is gelopen. Je gelooft je ogen niet als je het leest. Mensen die katholiek opgevoed zijn zullen in deze moderne tijden wel het gevoel hebben dat vroegere religieuze instanties hen van alles wijs hebben gemaakt. Ik denk dat alle volkeren van alle tijden zich op bepaalde momenten bedrogen voelden en dat wij ook nog steeds belazerd worden. Voor die laatste uitdrukking mogen we de Bijbelse figuur Lazarus bedanken. Net zoals wij vandaag geconfronteerd worden met Covid-19, had hij een besmettelijke ziekte die als Pietje de Dood over de wereld waarde: lepra of melaatsheid (niet veroorzaakt door een virus maar door een bacterie).
En als je tot hier hebt gelezen (300 woorden!), kun je de 2000 woorden die volgen zeker aan.
Niet dat ik dikwijls stemmen hoor maar op een goede dag fluisterden onzichtbare entiteiten me dingen in de oren. Ze klonken als meerdere rivieren die samenkomen in een waterval. Langzaam kwamen bewonderaars tevoorschijn wier gezichten beschenen waren door de smartphones die ze vasthielden. Ze droegen dezelfde uniforme kleding, maar ze hadden allemaal verschillende petjes op. Zo stonden ze daar, op een berg, niet stilzwijgend maar elk zijn eigen magische spreuk proclamerend. Op de tegenoverliggende berg stond een stoel met een bureautje ervoor.
Ik bevond me in het dal en keek omhoog, eerder aangetrokken door de schrijftafel dan de bewonderaars. Bliksemstralen en donderslagen hielden me niet tegen de berg te bestijgen. Nu zag ik het meubel als de troon van een koning. Rondom stonden vier bewonderaars die alles zagen. Maar ik zag hen als gevaarlijke dieren: leeuw, stier, beer en arend.
Een vijfde bewonderaar kwam erbij staan. Hij leek menselijk en zei dat ik ganse werelden schiep als ik schreef. Ik had niet veel zin om dat te beamen. Ik wilde er weg want ik voelde me als een geslacht lam. Maar ik bleef omdat de menselijke bewonderaar naar het manuscript op het tafeltje wees en zei dat ik hun verhaal mocht vertellen, omdat ik zo goed kon schrijven. Ik ging zitten en bekeek de papierstapel, 500 vellen A4-formaat.
Het eerste onbeschreven vel draaide ik om en een ruiter op een wit paard verscheen in het dal. De berijder had met zijn pistolen en geweren allerlei misdaden gepleegd en zou daar niet mee stoppen. Toen ik het tweede lege vel omdraaide kwam een vrijheidsstrijder op een vurig gekleurd paard aangereden. Zwiepend met zijn hakmes beloofde hij een poel van verderf te creëren. Vervolgens keerde ik het derde vel om en een ruiter op een zwart paard zaaide twijfel en stichtte Babylonische verwarringen. Het omdraaien van het vierde vel had als gevolg dat er een vaal paard verscheen, bereden door een skelet. Met zijn kuiperij veroorzaakte hij gegarandeerd heibel, ruzie en herrie.
Bij het omdraaien van het vijfde vel riepen de bewonderaars op de berg in koor of ze mijn boek mochten lezen. Als antwoord draaide ik het zesde vel om, waarna milde sneeuwbuien door het dal dreven. Terwijl de vier bewonderaars rondom mij heuse windhozen tegenhielden zei de vijfde dat ik eerst het boek moest schrijven vooraleer ik het kon uitgeven. Pas dan mocht ik mijn boeken verkopen en ze voor de bewonderaars signeren. Bij het omdraaien van het zevende vel heerste eerst de gekende stilte voor de storm, maar de val van een kleine meteoriet legde op de geboorte van mijn boek welluidend de nadruk.
Nog twee bewonderaars kwamen erbij staan. Met zijn zevenen haalden ze hun potloden boven. De eerste bewonderaar zette zijn paraaf op alle omgedraaide vellen en hagelstenen vielen neer waardoor de smartphones van de menigte bewonderaars op de andere berg doofden. De tweede bewonderaar tekende het contract en een modderstroom overspoelde het dal naar aanleiding van een tsunami op de zee iets verderop. Toen de derde bewonderaar zijn paraaf zette regende het assen van een neergeslagen asteroïde. De vierde bewonderaar tekende het akkoord en tegelijk verduisterden de zon en de maan door een rakelings voorbij scherende komeet.
De vijfde bewonderaar handtekende en de bewonderaars op de berg klommen in de pen om boze brieven naar mij te sturen. Ze dreigden ermee mijn contract te verscheuren als ik niet snel begon te schrijven. De zesde bewonderaar zette zijn handtekening en waarschuwde alle bewonderaars hun boeken af te nemen als ze niet wat meer begonnen te lezen.
De zevende bewonderaar twijfelde en zei dat ik nog niet mocht beginnen te schrijven. Eerst moesten twee van de zeven bewonderaars de potloden scherpen om te vermijden dat de punten zouden breken. De twee kweten zich van hun belangrijke taak en ze werden voor hun corrigerend werk geloofd. Uiteindelijk zette de zevende bewonderaar zijn handtekening onder het contract, waarna hij zijn potlood in mijn pennendoosje legde. Goedkeurend geroezemoes van de bewonderaars op de berg weerklonk, waardoor de wereld zich een beetje verplaatste.
Eindelijk kon ik beginnen met schrijven.
Deel 2 zie augustus 2020
Ik wou dat we niet alleen waren in dit heelal. Ja, dit heelal, want er zijn er wellicht meer. Als die wens zou uitkomen, zou ik zeker weten dat er een god is. Dan zou ik gegarandeerd afreizen naar Chartres en er de kathedraal bezoeken. Ik zou er erg genieten van het blauwige licht dat door de ramen valt en zich mengt met de gloed van het kaarslicht in het koor. Misschien leg ik dan een hand op mijn mond, nadat ik heb gezegd: 'O my God.'
God is overal, vooral in de hoogste regionen van de dampkring, voor de doorsnee aardbewoner in de lucht, kortweg de hemel. Net zoals wiskundigen zich in de derde dimensie begeven om een beter overzicht te verkrijgen op het waargenomene, zoekt de godvruchtige het in de hoogte. Net zoals filmacteur Morgan Freeman wil ik me verdiepen in de voortdurende zoektocht van de mens om het goddelijke vast te pakken, te vatten en te betasten. Via zijn tv-programma reis ik met hem mee om rituelen van allerlei volkeren te bestuderen en om antwoorden te vinden op de vraag waarom we elkaar vergiffenis geven, of niet.
Niet alleen zoeken we God op om vergeving te vragen, ook om zijn goedwilligheid te testen, door bijvoorbeeld te vragen om dromen uit te laten komen, of om genezingen wonderbaarlijk te versnellen. Kijk eens naar de goddelijke voorzienigheid die Bernadette op de goede plek bracht en haar volgers die haar talloze ontmoetingen met de maagd Maria aan anderen verder vertelden. Nu is de aanbidding van Maria niet meer te stoppen omdat pijn en zielenleed blijft bestaan. De enige hoop van velen is Lourdes te bezoeken, want keer op keer zien mensen daar het licht en worden ze opnieuw geboren.
De hoop op een nieuw leven brengt me bij de kans van leven in het zonnestelsel, of daarbuiten. Waar er water is is er leven, zeggen ze, maar ijs is ook goed, als we maar een manier vinden om het te smelten. Je zult lachen, maar er is ijs op Mercurius, de planeet die het dichtst bij de zon staat. De presentator van een tv-programma op BBC, professor Brian Cox, vertelde over de opmerkelijke temperatuurverschillen tussen dag (426 °C) en nacht (-173 °C), zelfs op Venus is het niet zo heet. Dat komt omdat één dag op Mercurius 176 aardse dagen duurt en de planeet in 58 aardse dagen rond haar as draait, maar ze doet er slechts 88 dagen over om de zon te omwentelen. De nacht krijgt de dag als het ware niet ingehaald.
En alsof dat nog niet eigenaardig genoeg is, heeft zich er ijs gevormd. Waar? In diepe kraters op de polen. En hoe is dat daar gekomen? De as van de aarde wiebelt, dat noemen we precessie. Die van Mercurius staat haaks op het eclipticavlak van de zon en de precessie is nul, dus er zijn plekken die de zon nooit kan beschijnen. Ook op onze maan zou er in sommige kraters ijs zijn, maar de maan blijft doods, omdat ze te klein is om ooit een dampkring te kunnen ontwikkelen.
Europa, een van de manen van Jupiter en in 1610 ontdekt door niemand minder dan Galileo Galilei, is een kanshebber om als toekomstige aarde te dienen, want onder de ijslaag zit wellicht vloeibaar water, en er is een ijle atmosfeer van zuurstof. Voor Titan, een van de manen van Saturnus, is er eveneens een mooie toekomst weggelegd. Als de zon een rode dwerg is geworden, zullen de ijsbergen smelten en de methaanzeeën verdampen.
En dan moet ik het ook nog hebben over Pluto, de dwergplaneet die 5 manen heeft. De sonde New Horizons vloog in 9,5 jaar ernaartoe en registreerde data die erop wijzen dat Pluto een kern van steen heeft met daaromheen een mantel van ijs, alles omgeven door een ijle maar dikke atmosfeer van stikstof. Klinkt toch ook als een mogelijk aards paradijs, niet?
Begin 2018 heeft NASA een dwergster gespot die zeven planeten in hun banen vasthoudt. De ster heeft als naam Trappist-1 gekregen, en de planeten hebben ze respectievelijk van het kortst bij naar het verst af b, c, d, e, f, g en h genoemd. E lijkt op de aarde en als we goed kijken, zou daar 10 keer meer water zijn. We moeten wel 40 jaar reizen met de snelheid van het licht om er te geraken.
De ruimte blijft me fascineren. Mijn bezinningsmomenten zijn meestal gevuld met gedachten over de mens op aarde en alle hemellichamen eromheen. Veel mensen vinden dat we niet zoveel geld in buitenaardse reizen moeten steken. Los maar eerst de problemen hier op aarde op, zeggen ze. Ik ben daar niet mee akkoord. Ik ben geen astronaut en ik zal hard 'nee' zeggen als ze me vragen om nog eens terug naar de maan te vliegen of op Mars een of ander levensexperiment uit te voeren. Maar mijn belastinggeld mogen ze gerust in een nieuw ruimteproject steken. Vandaar mijn wens dat er leven op andere werelden moge zijn.
Stel nu dat we leven vinden, stel dat we tijd en ruimte kunnen overbruggen, stel dat communicatie mogelijk is en dat die ontaardt in een crisis, wat dan? Kunnen we ons er dan snel vanaf maken door ons terug te trekken? Zullen we het handgemeen met wapens beslechten? Kijk naar de oude afleveringen van Star Trek en je weet dat het hek van de dam is.
Als een geest in een fles me zou vragen wat mijn tweede grote wens zou kunnen zijn, zou ik met een kort zinnetje graag iemand die me dwarsligt het toch betaald willen zetten. Bijvoorbeeld een fietser die rakelings langs achter voorbijrijdt en me doet schrikken, of een automobilist die me zomaar de pas afsnijdt. Of die rare kwibus in zijn verhulapparaat die met één gericht schot uit zijn kanon ganse steden wegmaait. Ik zeg maar wat, maar je begrijpt dat er ontzaglijk veel situaties zijn waarbij je de andere even niet graag ziet en hem met gelijke munt wil betalen, zonder zelf in de problemen te komen.
Ik ben niet zo’n goeie prater als stand-upcomedian Alex Agnew, maar ik luister naar anderen, ga met hen zo vriendelijk mogelijk om, en als ze me iets in de weg leggen zeg ik: kak in de broek.
Het is altijd een beetje reizen in de trein die me elke dag naar mijn werk en terug naar huis brengt, maar mijn carrière is zo oubollig als de het is groen-grap en zo stoffig als mijn zolder. En die loopbaan zal ik hier eens even uit de doeken doen.
In 1978 ging ik Industrieel ingenieur Elektriciteit studeren in Hasselt. Eerst leek het me een goed idee om te weten te komen hoe je een defecte tv repareert, de hardware dus. Maar omdat de persoonlijke computer in die tijd opgang maakte, begreep ik dat ik in de software moest gaan. Afstuderen deed ik in 1982. Een sollicitatie bij een vestiging van het bekende Nederlandse lampenbedrijf in Hasselt ging de mist in. Een halfjaar later, en na drie maanden stempelen, vond ik toch nog werk in hun vestiging te Brussel.
Ik volgde er de opleiding Diensthoofd tot april 1984, als aanloop naar een baan bij de bank van Parijs en de Nederlanden. Pa en ma hadden er geld in gestoken om me te laten studeren en ze vonden dat ik het goed ervan af had gebracht. Ik hield me er bezig met de automatisering van de kantoren, tot ik genoeg van het programmeren had. In 1999 muteerde ik naar een andere dienst, en datzelfde jaar werd mijn bedrijf over mijn hoofd aan een grotere bank verkocht. Samen gingen we verder als één bedrijf, maar twee jaar later vond iemand het beter om de IT af te scheiden als een dochtermaatschappij.
In 2002 kwam weer een bank roet in het eten gooien. En voor de tweede keer werd de IT stiefmoederlijk behandeld en moesten we vanaf 2007 onder een andere naam verdergaan. Het schone liedje duurde niet lang en de bankengroep viel uit elkaar. Wij gingen op de ingeslagen weg verder, maar vanaf 2012 moesten we onze diensten aan een spiksplinternieuwe staatsbank leveren.
Natuurlijk kon het niet uitblijven dat een of andere mastodont ons opnieuw kwam opvreten. Het was niet de minste, want wereldwijd stelt het bedrijf meer dan 400.000 mensen te werk. We gingen letterlijk op in de grote wolk en kregen in 2014 een innovatieve naam. De grote baas liet ons met rust, behalve dat hij meer en meer Belgische jobs liet overnemen door onderbetaalden uit een ander deel van Europa. Wie zou er niet geen graten in vinden?
En op 1 april 2018, geen grap, kwam de grote baas aanzetten met een heleboel taarten en stampte met gemak het zoveelste IT-bedrijf uit de grond. Om dan bijna 3 maanden later, op 27 juni 2018, te horen te krijgen dat onze dienst zal opgedoekt worden. Maar wees gerust, wij krijgen een andere job. Natuurlijk moet ik de skills hebben, maar ik kan, als ik wil, een baan op eender welke plek op de planeet krijgen. Als 58-jarige ben ik echter over de laatste 35 jaar veeleer statisch dan dynamisch geworden en dus zie ik er geen uitdaging in.
Ik vertel dit 500-woordenverhaal eigenlijk om te zeggen dat ik in mijn hele carrière 8 keer van werkgever ben veranderd en daarvoor niet één keer heb moeten solliciteren. Als dat niet miraculeus en enigmatisch is weet ik het niet.
Het is groen: Twee politiemannen zitten in hun combi en wachten aan een rood stoplicht. De passagier zegt ineens voor zijn neus weg: Het is groen. Waarop de bestuurder even peinzend door de voorruit tuurt en vraagt: Is het een kikker?
Carrière: Het Franse woord carrière kan zowel vertaald worden als levensweg, loopbaan, levensloop of verzekeringsloopbaan, maar ook als mijn, steengroeve, mijngroeve, groeve, gleuf, groef, sleuf, langwerpige uitholling of graverij.
Sinds 1983 volg ik de belevenissen van de personages uit de pen van de Amerikaanse schrijver Dean R. Koontz. Ik heb al zijn boeken gekocht, waarvan er heel wat zijn verfilmd. In 2012 kwam ik te weten dat Jo Claes al sinds 2008 politieromans schreef. Van zijn boeken zijn er bij mijn weten geen verfilmd, maar ze verdienen het wel. En in 2016 kwam ik Toni Coppers op het spoor. Hij schrijft al sinds 2008 thrillers en doet dat zo goed dat regisseurs ze willen verfilmen. Allerlei mensen lezen de boeken en zien nadien de film. De meesten maken dan de bedenking dat de film beter is dan het boek. Vreemd.
Dikwijls ben ik teleurgesteld in de fragmentarische opbouw van een film. Andere belangrijke zaken zijn de acteerprestaties, de opbouw van de sets, de belichting, de kleuren, de montage en de muziek. Dat allemaal maakt een film een arbeidsintensieve bezigheid, een complex gebeuren. Als ik naar het resultaat kijk hoop ik dat de regisseur oog voor detail heeft gehad. Het minste foutje doet afbreuk aan mijn totaalbeleving van de film. Dan is de geloofwaardigheid zoek, zeker wanneer de producers veelvuldig gebruik hebben gemaakt van computeranimatie. Met opmerkelijke reclame proberen de filmmakers vervolgens hun product aan de man te brengen, ook al misleiden ze met hun trailers heel wat potentiële bezoekers. En hoe afgewerkt de film is, dat is afhankelijk van het budget. Daarom geraken sommige films niet in de bioscoop en krijgen ze een tweede leven op tv. Wat kies je dan? Flutfilmpje op Vijf of hoogstaand drama op één?
Vroeger ging ik soms driemaal per week naar de bioscoop. Maar ik word ouder en filmmakers hanteren moderne stijlen die me niet zo goed liggen. Ik kan moeilijker volgen, het gaat me allemaal te snel. Het is al 5 jaar geleden dat ik voor het laatst in een filmzaal zat. Nu kijk ik voornamelijk films op tv en probeer animatie van werkelijkheid te onderscheiden. Hoewel de tv-schermen in de huiskamer groter en groter worden, kan er niets op tegen een filmdoek van tien bij vier. Maar thuis heb ik geen geluid nodig dat uit twintig boxen schalt. Voor mijn part hoeft het niet harder en sneller.
Dan kom ik terug op de hamvraag van vandaag: is de film beter dan het boek? Nee. Het boek is altijd beter dan de film omdat mijn brein de beste bioscoopzaal is die ik me maar kan bedenken. Ik lees een zin en het beeld wordt volautomatisch voor mijn geestesoog zichtbaar. Ik zie geen onjuistheden. Alles is zoals de geschreven zinnen me inspreken, me doen inbeelden. Ze spiegelen me niets voor want dan heb ik illusies. Ik dagdroom al lezend. Ik ben letterlijk ergens anders, ik leef een ander leven. Niet altijd beter, want ik lees soms ook trieste verhalen. Maar echter dan een boek kan een film nooit zijn.
Mijn leven speelt zich gelukkig niet af zoals in de film. Ik hoor liever geen achtergrondmuziek bij alles wat ik doe. Soms ben ik het zat in een stad door de muzak. Overal zie ik mensen met hun oortjes in rondlopen, innig verbonden met hun tablet of smartphone, luisterend naar muziek of kijkend naar YouTube-videootjes, reclameclipjes, tv-series, zelfs avondvullende films. Ik ben akkoord: in film, daar zit muziek in. Maar als je het volume te hoog zet, riskeer je gehoorschade.
Gelukkig zijn er nog mensen die zich afsluiten van de werkelijkheid door boeken te lezen. Sommigen doen dat met e-books en dan is het bladeren, het omslaan van bladzijden dus, niet meer nodig. Een tik op het scherm en je leest lustig verder. Toch doe ik het liever met de papieren versie. Alleen jammer dat een andere levensvorm daar de dupe van is. Sorry bomen.
Het lukt me na vier jaar niet meer zo goed om een actueel thema te vinden waarover menigeen zich zou willen informeren. Moet ik het dan nu echt hebben over Brexit=Exit Verenigd Koninkrijk uit Europese Unie? Ik weet dat de meerderheid in het parlement tegen koos en dat 52% van het Britse volk tijdens een niet bindend referendum voor heeft gestemd. En wat blijkt? Veel Britten hebben second thoughts.
Of ze het nu doen of niet, ik hoef de mogelijke gevolgen ervan niet af te wachten omdat ook zonder het VK Europa weer op zijn pootjes terecht zal komen. Op een lager niveau zullen de radertjes zot draaien en allerlei acties in het leven roepen die grote wijzigingen veroorzaken, waarna het VK en de rest van Europa het overeenkomstig effect zullen ervaren: hier een storm in een glas water, daar een orkaan van jewelste en elders tikt het klokje zoals het altijd heeft gedaan. Ik heb dus de nijpende neiging om te zeggen: alles zal wel weer tussen de plooien vallen.
Allicht kunnen we er niet veel aan doen. Als we Steven Hawking mogen geloven hebben we zelfs geen vrije wil en staat alles al vast, want volgens hem ken je het verleden en de toekomst wanneer je alles weet over het heden. Gelukkig gaat het er op subatomair niveau iets anders aan toe en dat geeft ons een opening, een lanceervenster. Zo hebben we misschien toch iets in de pap te brokken, om het in het Belgisch te zeggen.
Neem nu mezelf als voorbeeld. Ik ben gelaten in veel dingen die ik doe. De drijfveer om iets te creëren is er wel, maar niet op leven en dood. Ik voel me gevangen in dit universum. Een andere versie van mij, die dus andere beslissingen genomen heeft, voelt zich misschien lekker in zijn parallelvel. Ontelbare versies van mij bevolken de universa en ik twijfel eraan of dat wel goed is. Zijn die andere ikken enkel verschillend van mij omdat ze zich in een andere dimensie bevinden of omdat ze helemaal anders in elkaar zitten? Lijken mijn ikken op elementaire deeltjes waarvan je niet tegelijk kunt zeggen waar ze zich bevinden en hoe snel ze bewegen? Fladderen alle onzekere mensen zoals ik ook tussen energie en tijd?
Als ik naar Hobo op tv-zender 8 kijk geloof ik soms mijn eigen ogen niet: een Congolese vrachtwagenchauffeur reist met zijn krakkemikkige camion drie maanden over 600 km, Indische kamikazepiloten vervoeren inboorlingen in afgeladen bussen over smalle Himalayaanse bergwegen, graatmagere Indonesiërs verplaatsen in 29 dagen een immens bamboevlot over 250 km rivierwateren, Braziliaanse kindpiraten enteren snelle rivierboot om fruit te verkopen. Als ik dat zie waan ik me in een parallelle wereld waarin ik verbijsterd achterblijf met de tv als wormgat waardoor ik in een andere tijd staar.
Hoe mensen overleven kan ik niet bevatten en wellicht hebben zij ook ontzag voor wat ik presteer. Helaas heeft niet iedereen het geluk te worden geboren in een land van overvloed. Arme mensen zijn misschien gedrevener dan ik omdat hun lamentabele toestand dat vereist. Maar ik mag veronderstellen dat we allemaal op elkaar lijken en dat we onszelf in een richting stuwen die we ons in onze dromen voorstellen. Daarmee is de onzekerheidsrelatie tussen de vrije wil van modale Jan en zijn toekomst bewezen.
Mijn financiële toestand is altijd vrij overzichtelijk geweest en ik had dus nooit problemen met het invullen van mijn aangifte. De laatste jaren maakte Tax-on-web via het internet het de belastingbetaler nog gemakkelijker en het was voor mij zelfs een leuk karweitje. Nu de staatsbelasting gesplitst is naar federale en gewestelijke belastingen ben ik niet meer zo zeker van mijn zaak. Belastingvermindering verkrijgen door het aangeven van intresten en kapitaalaflossingen is nu ineens een heksenwerk.
Ten eerste is het een heel gedoe om te bepalen of je je huis een eigen huis of een niet-eigen huis mag noemen. Alles hangt af van het feit of je er woont, of je er zou willen wonen maar dat niet kunt om een of andere reden. En er bestaan genoeg redenen. Alleen weet ik niet welke ik moet kiezen.
Ten tweede wil de gewone belastingbetaler weten wat het fiscaal voordeel is van het aangeven van een hypothecaire lening. Maar alles hangt af van het jaar waarin je die lening hebt afgesloten. Lening voor 2014? Lening vanaf 2015? Lening voor 1989? Lening na 2005 en voor 2009? Je raakt van minder de kluts kwijt.
In het informatieboekje staat regelmatig in principe. Dat maakt het allemaal nog vager dan het al is, want zo krijg je de indruk dat je maar wat moet proberen en uiteindelijk zul je die aangifte kiezen waarvoor je het meeste terugbetaald krijgt. Als ik mijn lening aangeef op de manier zoals ik het altijd gedaan heb, kom ik uit op een teruggave van 290 euro, 150 euro minder dan vorig jaar. Doe ik het zoals allerlei richtlijnen me inspreken, dan moet ik 13 euro en een habbekrats bij betalen. Ik ben wel gek zeker?
Twee telefoontjes naar de betrokken dienst hielpen me gelukkig uit de nood. Het eerste telefoontje viel in het water omdat het geheugen van het antwoordapparaat vol was. Ik zat dus niet alleen in de problemen. De tweede poging bracht me bij een dame die heel lieftallig uitlegde hoe ik het moest doen en dat is altijd meegenomen als je niet meer zo jong bent als ik. Nu hoop ik alleen dat iedereen die geld terugkrijgt, wat minder geld terugkrijgt, zoals ik, en dat iedereen die moet betalen, wat meer moet betalen :o) Alleen zo kan de Belgische Staat wat verrijken en zullen we niet verarmen zoals de Grieken.
Idris Elba, een bekende, zwarte acteur, reist de wereld rond om allerlei motorsporten onder de knie te krijgen, of ten minste te ervaren hoe het is om met een tweewieler of vierwieler zo snel mogelijk van A naar B te rijden. Hij is de uitverkoren racer. Ik niet, nochtans heb ik dat altijd willen zijn.
Ik kan me voorstellen dat ik met mijn driewieler snel rond de keukentafel heb gefietst en zo ma tegen me in het harnas heb gejaagd. Ik herinner me mijn honger naar snelheid uit de tijd dat ik met mijn koersfiets iedereen voorbijreed op weg naar school. In nog geen 20 minuten legde ik de afstand van 7 kilometer af en dat moet een gemiddelde snelheid van om en bij de 25 km/u zijn geweest.
Op mijn zestiende kreeg ik een Japanse 1-cilinder 50cc als verjaardagscadeau. Dat ding bromde me met een snelheid van bijna 80 km/u heen en weer naar de middelbare school. Op weekenddagen croste ik ermee over de landelijke wegen rond mijn geboortedorp. Het was vervelend dat ik nu en dan viel, maar alleen zo kon ik langzaam inzien dat ik niet overmoedig mocht zijn, zeker niet bij regen want dan ben je op een tweewieler extra kwetsbaar. Al voor mijn 18de verjaardag kon ik met een Japanse 2-cilinder 125cc motorfiets meer dan 100 km/u bereiken. Ook de acceleratie van de tweetaktmotor was om naar huis te schrijven. Ik verlegde de topsnelheid naar 140 km/u met een 2-cilinder 200cc van hetzelfde merk. Ondertussen kreeg ik het klaar op vier wielen meer dan 150 km/u te halen in een Italiaanse auto met een 4-cilinder 1300cc motor. Op de Japanse 2-cilinder 650cc-motorfiets van mijn vriend uit de straat bereikte ik het tijdelijke snelheidsrecord van 160 km/u.
Om 200 km/u te kunnen rijden moest ik nog even wachten. Ook in een auto was die snelheid moeilijk te bereiken. Voor mijn 26ste verjaardag kocht ik een Japanse 4-cilinder 1100cc die 195 km/u haalde. De montage van een kuip om de rijwind beter te kunnen trotseren bracht de topsnelheid spijtig genoeg weer omlaag. 33 moest ik worden om met een watergekoelde Japanse 4-cilinder 600cc 240 km/u te kunnen rijden. Dat was een geweldige ervaring die enigszins getemperd werd door het onverwachte zwiepen van het stuur bij oneffen wegdek. Een jaar later verrijkte ik mijn lijstje snelheidservaringen met een watergekoelde Japanse 4-cilinder 1000cc waarmee ik de ongelooflijke topsnelheid van 275 km/u bereikte.
In een Italiaanse auto met een 4-cilinder Twin-Spark turbo 2000cc slaagde ik erin op 36-jarige leeftijd de 200 km/u-grens te overschrijden; 215 km/u. Een serieuze val met de 1000cc-motorfiets tijdens een bochtig ritje in 1997 bracht me ertoe de snelheidsdrang even in de koelkast te zetten. Een jaar later wilde ik per se controleren hoe snel ik met de Twin Spark-auto een redelijk scherpe bocht kon nemen, met als gevolg dat ik tweemaal over de kop ging. Uit de 6-cilinder versie van hetzelfde type auto kreeg ik amper een snelheid van 230 km/u geperst. Ik maakte ermee de Belgische wegen nog een tijdje onveilig, maar de snelheid was eruit, ook vanwege de strengere snelheidscontroles en de opkomst van de flitspalen.
Een 1400cc turbodiesel uit Japan geeft me sinds 2008 genoeg rijplezier om niet te snel te moeten rijden; 165 km/u is zijn limiet. Mijn vriendin waakt erover dat ik overal de snelheidsregels respecteer en de borden niet negeer. Ondertussen blijft de motorfiets met elektriciteits- en remproblemen op stal staan. Na 37 penale boetes en een totale overschrijving van 4560 euro naar de rekening van de Belgische Staat ben ik eindelijk tot inkeer gekomen. De would be king of speed is oud en wijs, onttroond en op pensioen.
Op 11 juli herdenken alle vlamingen de guldensporenslag bij Kortrijk in 1302 tussen milities van het graafschap Vlaanderen en het leger van de Franse koning Filips IV.
21 juli is de Nationale Feestdag van België. Op die dag in 1831 legde Leopold I de eed af als koning der Belgen, na de Belgische revolutie in 1830 tegen Willem I, koning der Nederlanden.
In Juli zijn er heel wat mensen jarig, zoals de zoon van mijn broer op 2 juli, de jongste dochter van de broer van mijn trouwe huisgenote op 7 juli, de vriendin van ma op 12 juli, en de vader van mijn schoonzus op 21 juli. Hoewel ik mijn eigen verjaardag op 11 juli wil bagatelliseren, doet die datum me wel wat. Voor mijn ouders is het zeer zeker een van de mooiere dagen uit hun leven.
Mijn vriendin weet niet wat ze me als verjaardagscadeau kan geven. Als ik zeg dat ik alles heb en dat zij het belangrijkste is, kijkt ze me aan alsof ik van een andere planeet kom. En omdat buitenaardsen niet bestaan, schrikt ze niet. Ik schilder, dus ze zou een nieuw palet kunnen kopen, maar ik gebruik papieren paletten, want die zijn goedkoper. Toen ik met schilderen begon, heb ik een provisoire ezel in elkaar getimmerd met het hout dat her en der in de garage lag. Nu ben ik misschien toe aan een professionele ezel. Ze zou me een reflexcamera kunnen kopen waarmee ik betere foto's met flits kan maken dan het compacte toestel dat ik momenteel gebruik. 1 nieuwe mp3-speler met voldoende geheugen zou de 7 spelers die ik al heb, kunnen vervangen. Een nieuwe fiets zou ook een leuke aankoop kunnen zijn, want de fiets van pa zaliger begint na 30 jaar te verslijten. Momenteel is hij toe aan een nieuw spatbord vooraan, maar het geratel neem ik er wel bij. Een elektrische fiets zou te duur zijn, bovendien zou ik mijn beenspieren niet meer in conditie kunnen houden.
Een Bongobon als gift? Dat is wat te gemakkelijk. Bovendien heb ik al in een romantisch kasteel gelogeerd, dus die keuze valt af. Met een andere kun je op een circuit naar keuze enkele rondjes rijden met een Ferrari of Porsche, of misschien wel een F1-raceauto, maar mijn need for speed is gedimd. Wat echt een cadeau zou zijn is de toestemming van mijn trouwe huisgenote om te rijden zoals ik wil wanneer zij naast me in de auto zit. Een sportwagen zoals ik er ooit een had, hoef ik niet. Met de Zoomzoom 2 van Mazda houd ik elke snelle sportkar in druk stadsverkeer bij. Wat dacht je van een setje gutsen en beitels om een beeldhouwwerk te maken? Met dat idee in mijn achterhoofd heb ik de krulwilg, die ik op vraag van mijn buurman heb gerooid, niet aan de grond gekapt maar op een hoogte van twee meter. In de slanke boomstronk die een beetje scheef staat, kan ik me zonder problemen mijn liefste voorstellen die met een elegante duik in de lucht springt.
Vorig jaar heb ik van haar een tuinzetel voor mijn verjaardag gekregen. 2013 was tot nog toe te fris om in de zon te kunnen liggen, maar het was een dankbaar geschenk. Om in de tuin te blijven: ik moet telkens de hegschaar van pa zaliger lenen van ma, want zij onderhoudt zijn tuin verder. Volgens mij zou dat een prima cadeau kunnen zijn als mijn trouwe huisgenote niet zo bang was dat ik me eraan zou kwetsen; om dezelfde reden mag ik geen motorzaag kopen. Ik had lichtgroen gekozen, maar zij wilde dat ik het tuinhuis een likje verf gaf in saaigrijs. Het bankje was ondertussen ook toe aan een nieuw kleedje en dat heb ik beklad met de verf die ik over had. Met een tiental dure potten lak zou ik het tuinhuis en het bankje kunnen afwerken in een patroon dat kunstminnend Hasselt wel zal aanstaan.
Een make-over als wellnessgeschenk? Een plastisch chirurg zou mijn scheve neus kunnen uitlijnen. Een pruikje zou me ook niet misstaan, maar dan zou mijn trouwe huisgenote zeker schrikken en dat wil ik niet. Ik denk dat ze niet zal kiezen uit al de dingen die ik heb opgenoemd. Zij zoekt iets blijvends, zoals de oorbellen die ik voor haar 44ste verjaardag heb gekocht. Ik zie me niet direct met een oorbel rondlopen, want sieraden heb ik nooit graag gedragen, al is de ring die ik op onze 1ste samenwoonverjaardag heb gekregen, me dierbaar.
Familie en kennissen vragen zich af wat een levensgenieter zoals ik nog nodig heeft om zijn leven te verbeteren. Ik leef om te eten en dat bevredigt mij. Nochtans mag ik niet van het leven profiteren, want overdaad schaadt. Ik ben en heb een bewustzijn. Ik doe dit en dat. Wat dat als effect voor mij heeft, is niet belangrijk. Alleen mijn nakomelingen plukken daar de vruchten van. Ik leef echter in een wereld waarin ik de keuze heb kinderen te verwekken of niet. Ik geef toe dat ik misschien wel kinderen op de wereld had gezet als ik de vrouw van mijn dromen eerder had ik gevonden, maar ik heb haar pas op 43-jarige leeftijd ontmoet en dat vond ik te oud. Dus ik spaar mijn zaad om de curve voor de groei van de wereldbevolking lineair te krijgen in plaats van exponentieel. Zij steunt me in die zaak. Wij genieten samen van dingen die zo klein zijn als een paasschaapje of een kerstengeltje op de kast. Taalspelletjes en woordspelingen? Daarvan gaan wij uit ons dak.
Levensgenieter bij uitstek en nationale knuffeljunk van Nederland was Herman Brood. Hij voelde zich echter uitgeleefd en sprong van het dak van het Hiltonhotel in Amsterdam. In zijn binnenzak zat een briefje waarop hij de achterblijvers een groot feest toewenste naar aanleiding van zijn begrafenis. Ik zie hem bijlange niet als een idool, maar ik vernoem hem wel omdat hij toevallig op mijn verjaardag in 2001 in de leegte verdween. Hij was 54. Ik word er nu 53. Getallen vertellen altijd bondige verhalen.
Wat brengen de Olympische Spelen in Groot-Brittannië teweeg in de wereld? Bwah, er is weer sport en spektakel op tv. Wie de openingsceremonie heeft gezien, weet dat de Britten het op een heel nieuwe manier hebben gebracht. Ik ben blij dat ze de Chinezen niet hebben nageaapt. Hoewel, als de overheid in China mensen op de been brengt, zijn er dat veel en bewegen ze perfect synchroon. Voor de Spelen in Londen moesten we het stellen met minder precieze vrijwilligers, maar gelukkig zijn er in het Westen nog mensen die zich voor een ideaal willen inzetten. Fijn vind ik dat, maar het deel dat ik van de ceremonie heb gezien was een beetje erover. Ach, de sporters liggen er niet wakker van. Zij bereiden zich voor op hun sportonderdeel en zullen er alles aan doen om binnen het kader van het tv-beeld te blijven en een medaille te winnen. Hup, op de carrousel.
Laat ik duidelijk zijn, ik ben geen sporter. Ik kijk niet graag naar atletiek, zwemmen, roeien, schermen, voetbal of wielrennen. Ik hou meer van de auto- en motorsport, maar blijkbaar vallen die sporttakken niet onder de Olympische gedachte, hoewel landen en volken zo ook kunnen verbroederen om de wereldvrede een handje te helpen, zoals oprichter baron Pierre de Coubertin bedoelde in 1894. Sebastian Loeb bezit heel wat doorzettingsvermogen om rally's te winnen en in een victoriegebaar de beker omhoog te houden. Dat gevoel heb ik ooit mogen ondervinden toen ik een quadrace in de modder won, met als belangrijkste toeschouwer: de leeuw als symbool voor de nederlaag die Napoleon er geleden heeft.
Ik wil het nog niet eens hebben over het veiligheidsaspect, want niemand mag München 1972 vergeten. Veel mensen zullen de Spelen op tv en andere communicatiemiddelen volgen. Wat ze zoeken weet ik niet. Misschien gaat het hen om de idolen, want zij bewijzen dat mensen tot grootse dingen in staat zijn. Terwijl in Londen iedereen zijn beste beentje voorzet, zal ik me op het bankje in de tuin zetten en een gedicht schrijven, waarin ik mijn vriendin dank voor het weergaloze gevoel dat ze me geeft wanneer ze me heel oprecht zegt dat ik smaak als scampi met duivelsaus. Zij hoeft niets te zeggen, haar blik zegt genoeg.
© EYGEN-BOEKEN.be
Online sinds 25/05/2012
Alle rechten voorbehouden
Versie 12.08
Page update 31/07/2024